dinsdag, november 28, 2006

Whisky

Het eerste half uur van 'Whisky' is prachtig. Een klein sokkenfabriekje ergens in Uruguay wordt elke morgen geopend door de zwijgzame directeur. Zijn belangrijkste medewerkster Marta (zonder h!) staat al te wachten voor het doorleefde rolluik. Het luik wordt moeizaam opgerold, licht gaat aan, directeur Jacobo loopt langs de verouderde machines naar achteren, en in een extreme close-up zien we hoe hij de groene knop indrukt zodat de apparaten beginnen te snorren. In zijn kantoor volgt ruzie met een tweede rolluik, Marta brengt thee. Aan het eind van de dag nemen de twee andere medewerksters afscheid. Ze laten Marta in hun tas kijken om te controleren of ze geen sokken meenemen. "Tot morgen, als God het wil". "Tot morgen". Ook Jacobo gaat naar huis. Zijn auto start bij de tweede poging.
Dit geheel wordt een keer of vijf herhaald. Ondertussen komt langzaam het vermoeden van een verhaal op gang. Het is film op zijn best. Er gebeurt niets en dat gebeurt met ijzeren regelmaat. Met enkele shots wordt in een half uur een wereld neergezet die al snel vertrouwd en bekend is. Het is bijna zo goed als Bresson, al had die er geen herhaling voor nodig.
Dan moet er verhaal komen. Er zijn subtiele ontwikkellingen rond een moeder en een broer, maar nu er wat gebeurt is het opeens niet interessant meer. Aardig is nog wel dat we tot twee keer toe iemand een toilet zien bezoeken. Dat moet wel zo ongeveer het laatste filmtaboe zijn.
Een film beginnen is makkelijker dan een film beƫindigen. Als er niks gebeurt in 'Whisky' gebeurt er van alles. Zodra er wat gaat gebeuren gebeurt er eigenlijk niets meer. Jammer.