woensdag, april 18, 2007

Jantje

Gisteren met de trein naar Groningen, voor de oratie van Yme Kuiper. Bij het binnenrijden van de stad bekruipt me een vreemd gevoel van vreugde: Groningen. Het gevoel weer thuis te komen wordt in de stationsrestauratie voltooid door de serveerster: ik ga zitten op het rode pluche, de serveerster nadert, kijkt me aan, en zegt: "hoi". Dat is genoeg.
In de zon op het terras aan het Academieplein bestel ik thee met appelgebak. Uit de richting van de Oude Boteringestraat komt een oude dame aanwandelen, de blik op half-oneindig. Ik herken haar direct: Jantje Hubbeling. Zestien jaar lang heb ik niks van me laten horen en dat siert me niet. Als ze vlak langs me loopt zeg ik: "Dag Jantje." De weduwe van Huib Hubbeling, mijn geestelijk vader, de man die ik zeer heb liefgehad. Jantje Hubbeling is één van de meest blijmoedige mensen die ik ken. Ze zet zich bij me op het terras en vertelt al snel over van alles. De karakteristieke melodieuze stem past naadloos op de klank in mijn herinnering. Gisteren nog zaten we in Westervelde, waar Jantje een copieuze rijsttafel verzorgde, maar dat is twintig jaar geleden. Ik moet me op één of andere manier verontschuldigen voor mijn lange zwijgzaamheid en meld zwakjes dat ik natuurlijk al lang iets van me had moeten laten horen. Nu kijkt ze me aan en zegt met een lachje dat het midden houdt tussen schalks en streng: "Ja, dat had je best kunnen doen." Ja, dat had ik best kunnen doen.