woensdag, mei 16, 2007

Origami

2b maakt sommetjes of doet alsof. Daan doet niet eens alsof. Hij is bezig met een velletje A4 en een schaar. Ik zie het aan en laat hem begaan. Na een minuut of wat blijkt hij uit een proefwerkpapiertje een prachtige driedimensionale trap met 16 treden te hebben gemaakt. 30 kniplijntjes leveren 16 treden. Anders gezegd: 2+4+8+16 kniplijntjes leveren 2 tot de 4de traptreden. En het is mooi, zo mooi dat ik tijdens de leswisseling op de gang ga staan en zwijgend de trap van Daan omhoog houdt. Meer dan de helft van de passerende pubers reageert met verbazing: "jeetje mina, mooi zeg!".
Daarna mijn mentorklas, 1F. Als ze stil zijn geworden houd ik de dichtgevouwen trap van Daan omhoog. "Ja, een papiertje, nou en?" Dan vouw ik de trap uit. Verbazing alom. Ik stel de klas voor om te onderzoeken hoe het werkt. En wat er dan gebeurt is ronduit prachtig: terwijl ik een A4-tje op het bord teken met een begin van de snijlijnen stormt iedereen naar voren om van mijn bureau een proefwerkblaadje te pakken. Scharen komen tevoorschijn, er worden overal lijntjes op papiertjes getekend, er wordt gedacht en vooral gespiekt: Rond mijn bureau staat al snel een reikhalzende menigte die de kunst wil afkijken. Niemand slaagt erin een trap als die van Daan te maken, en dat frustreert ze danig. Na een half uur zijn ze, op een paar na die inmiddels muziek luisteren op een iPod, nog steeds bezig met ontwerpen. "Hier zit wiskunde in" zegt Pauline, de slimste van de klas. Ze heeft de machten van twee ontdekt, wat voor een brugger een aardige prestatie is.
Ik besluit Daan uit zijn les te bevrijden: "Mag ik Daan even lenen?" Hij wordt met applaus onthaald, en geeft al snel een voorstelling: eerst een kikker, en dan een nieuwe trap, nu met dubbele treden aan de buitenkant. Ik kijk er naar en vraag me af wat deze les waard is. Ik had eigenlijk algebra met ze moeten doen. Jammer.