maandag, oktober 29, 2007

Lucia de B.


Vandaag kwam het bericht dat de zaak tegen Lucia de B. nadere aandacht verdient. Dat kon ook niet anders. Zonder er overdreven veel van te weten lijkt me het betoog van Maarten 't Hart in de NRC van 7 oktober 2006 heel relevant: het gaat hier om een heksenproces. 't Hart noemt niet eens de echte heks-feiten: Lucia legde niet alleen Tarot-kaarten, ze had ook een (on)gezonde belangstelling voor verhalen over seriemoordenaars en had gelogen over haar diploma. Bovendien was ze ooit werkzaam in de prostitutie. Aha. Een hele enge dame. Schuldig! Aan wat dan ook!
Dat er geen enkel direct bewijs is voor haar betrokkenheid bij de dood van patiënten doet er vervolgens weinig toe. Eerst is er een statistisch argument, en als dat ondeugdelijk blijkt is er een toxicologisch argument. De wetenschap dat er tegen dat toxicologisch argument een krachtig tegenargument bestaat is bij het NFI bekend, maar die wetenschap wordt pas met het OM gedeeld als het te laat is, enkele dagen na de veroordeling in hoger beroep. Schandalig.
Nog schandaliger is de omkering van de bewijsprocedure. Normaliter heb je eerst een moord en dan het zoeken naar een dader. In de zaak tegen Lucia de B. was er eerst een vermeende dader en daarna pas het zoeken naar moorden. Aha, weer een moord! Oh nee, deze past niet. Nou, dan is het geen moord maar een natuurlijke dood. Schandalig in het kwadraat.
Ik stel me een verfilming voor die de nodige vrijheid neemt. De statisticus heeft zojuist als getuige-deskundige uitgelegd dat de kans dat verdachte toevallig bij zoveel sterfgevallen betrokken is één op 342 miljoen is. Dat kan geen toeval zijn. De advocaat geeft de deskundige een dobbelsteen en vraagt hem elf worpen te doen. De getuige gehoorzaamt en gooit de serie 35624155263. De advocaat rekent vervolgens voor dat de kans op deze serie uitkomsten gelijk is aan één op ruim 362 miljoen. Dat kan geen toeval zijn! De getuige is overduidelijk schuldig aan het manipuleren van de dobbelsteen. En derhalve buitengewoon onbetrouwbaar.

zondag, oktober 28, 2007

Wintertijd


Of beter: einde zomertijd. Hoeveel klokken heeft een mens in huis? Wat opvalt is dat er niet één analoge klok bij is. De batterijen van mijn horloge, natuurlijk wel analoog, zijn al maanden op en ik bedenk minstens elke drie weken dat ik met het ding naar een winkel moet. Oftewel: mijn mobiel is horloge geworden. En al het andere is ook digitaal. Vandaag probeerde Willemijn zelfs de klok van de televisie aan te passen:
"Waar zit dat ding?"
"Welk ding?"
"De klok. De klok moet teruggezet!"
Nee, de tv heeft geen klok. Je kunt opzoeken hoe laat het is via teletekst, dat wel.
Neem het haar eens kwalijk. De verwarring is immers compleet! Sommige apparaten schakelen zelf terug, anderen gaan stoer door op de ingeslagen weg. Hoe laat het is? Iemand met twee klokken weet nooit hoe laat het is. Wij hebben er welgeteld zeven. Staat hier onder dat dit geblogd is om twee over elf? Geloof het maar niet.

zaterdag, oktober 27, 2007

Donau

De Twin City Liner vaart eerst langzaam achteruit, totdat er gekeerd kan worden. Breed is het hier niet. We zijn hier niet op de Donau, maar op het smalle Donaukanaal, dat dwars door de stad loopt. De stad ligt aan de Wien, niet aan de Donau. Na een zwenk van 180 graden gaat het gas er op. Good heavens! Het gas gaat er op. Dit is geen pleziervaart, dit is grof geweld. Na een minuut of tien waag ik me op het achterdek, waar je door de snelheid van 60 km/h bijna wordt weggeblazen. Links en rechts stuiven oevers voorbij. Na een kilometer of wat gaat het kanaal over in de rivier. De rivier is breed en hier en daar erg ondiep, gezien de stroomversnellingen aan de oever. Onze catamaran heeft er geen moeite mee, ze is ook ondiep en danst over het water. De jetstreams bewegen constant zenuwachtig heen en weer, en de kapitein is een ralleyrijder. Twee keer komt ons een draagvleugelboot tegemoet. De collisiesnelheid moet ruim boven de honderd in het uur liggen, maar de rivier is breed genoeg om het niet uit te proberen.
Na een uur hebben we de zestig kilometer naar Bratislava afgelegd. We varen nog een paar kilometer op de grens, links Slowakije, rechts Oostenrijk, en dan krijg ik een sms-bericht dat aangeeft dat beide oevers Slowaaks zijn.
Bratislava. Ik eet in de stad, voor een prikje. Het oude centrum is aardig, maar ook niet meer dan dat. Op het busstation weet niemand hoe je op het vliegveld moet komen. Nou ja, de taxichauffeur wel natuurlijk, als je een taxi neemt. En dus vind ik mezelf terug op het vliegveld, tien uur voor het vertrek van mijn vlucht naar huis. Er is geen hotel en dus geen bed. Er zijn brede banken van metaal en smalle banken van hard polyester. Om half twaalf sluit het vliegveld. Nog ruim zes uur te gaan voor vertrek. Of dat leuk is? Dat wil je niet weten. Ik word te oud voor dit soort ongein. En morgen ben ik het weer vergeten.

Globe (mv.)


Het enige museum ter wereld dat geheel gewijd is aan het fenomeen globe bevindt zich in een nogal onuitnodigend pand in de Herrengasse in Wenen. Behalve het Globemuseum herbergt het gebouw ook het museum voor het Esperanto. Wie wil hier nog naar binnen?
Ik wel. Ik ben dol op kaarten en vooral op globes. Al decennia lang broed ik op een mogelijkheid om zelf een globe te maken van minstens een meter doorsnede, met als ultieme droom het beschilderen van de grote gasbol in mijn geboorteplaats Emmen. Kortom, als ik de Michelingids van Oostenrijk zou moeten schrijven stond er bij het globemuseum ongezien de kwalificatie 'De reis waard.' En dat valt niet tegen. Behalve het feit dat het museum een enorme hoeveelheid globes toont, bijeengegaard uit de collecties van vier malloten, is vooral de documentatie onberispelijk. Over het verschil tussen convexe en concave hemelglobes? Ga erheen en je snapt het direct. Maar het mooiste is de mogelijkheid om de alleroudste globe van Mercator te vergelijken met de werkelijkheid. Met de echte globe voor je snufferd zit je achter een scherm dat hem afbeeldt en meteen vergelijkt met de werkelijke aardbol. Met als fascinerende uitkomst dat Mercator alle landafstanden te groot nam, en alle zeeafstanden te klein. De mens is nog maar net aan land blijkbaar, een kruipdier.

donderdag, oktober 25, 2007

Egon Schiele


Het museum voor moderne Oostenrijkse kunst biedt vooral veel Schiele. Terecht. Herman, Marise, en ik, we zijn het heel erg eens; Klimt is decoratief en eigenlijk onuitstaanbaar. Schiele heeft heel goed naar Klimt gekeken, maar Schiele is entartet. Goed zo.
We doen de twee zalen Schiele op ons dooie gemak. Er hangt een doek met huizen en een waslijn waarin je elk moment Mr. Hulot verwacht. Er hangt ook een afbeelding van de Eerste Wereldoorlog geschilderd in 1912.
De rest van het museum hangt vol andere Oostenrijkse kunst, soms aardig, maar vaak niet. Aan het eind moeten we terug naar Schiele. Welke zou jij meenemen? Op dit punt verschillen we van smaak, maar als we er een democratisch besluit van zouden moeten maken zou de boom winnen. De boom is fragiel, subtiel van kleur, bijna abstract. En, een verrassende ontdekking, de boom lijkt eigenlijk nogal op een schilderij van Jan Mankes.

Kiekeboe


Het metrostation Karlsplatz schijnt de enige plek in Wenen te zijn waar je junks tegenkomt. Het station bestaat uit een wirwar van onderaardse gangen, gevuld met winkeliers, passanten, hangadolescenten en kuierende politieagenten. Ik raak er de weg kwijt. Na een paar keer heen en weer lopen vind ik de uitgang met de digitale klokken. Het duurt nog 150.007 dagen voordat de effecten van Tsjernobyl uitgewerkt zijn. Op de dag precies.
Er is ook een lange spiegel waarop het getal pi in honderden decimalen staat afgebeeld. Als ik er een foto probeer te maken blijft een punk-meisje achter me staan en trekt gekke bekken. Ik zie haar in mijn zoeker, druk af, en steek mijn linkerduim op.
Na nog een foto gemaakt te hebben zet ik de foto met het meisje op het schermpje van de camera, zoom in, loop achter haar en haar vriendje aan, en houd onverhoeds de camera voor haar hoofd: "Ist gut gelungen". Ze schrikt zich het apelazerus, kijkt naar de foto, en lacht: "Schön!"

woensdag, oktober 24, 2007

Het schilderij

Vanochtend gewekt door Reijer, die bij me in bed kruipt: "Lekker warm!" Van Brueghel heeft hij nog nooit gehoord, maar dat komt wel goed want hij woont in Wenen. Bofbibs.
Vandaag staat alles in het teken van het schilderij. In het voorprogramma zit een bezoek aan de Stephansdom. Bij één van de vele altaren, gewijd aan Jozef, vertelt een oudere dame aan een groep zeer jonge kinderen wat het allemaal voorstelt. Dat wil zeggen, ze laat het ze zelf zeggen. Hoe heten die mensen die Jezus allemaal cadeaus kwamen brengen? Koningen! Wie kan er eentje vinden? Ik Ik! Ze geeft één van de kinderen haar aanwijslichtje. Een scherp rood vlekje danst over de beeldengroep. Dan mag een ander. En nu allemaal de derde koning zoeken. Hij zit goed verstopt hoor. Terwijl de kinderen om het altaar heen rennen bekijk ik het merkwaardige altaarstuk: Jezus als stralende baby in de handen van Jozef. Het is dat je het weet, want Jozef heeft een onvervalste Jezuskop. Er is geen Jozef-traditie in de schilderkunst. Ja, als non-valeur met een Joodse muts op, aan de rand van het doek, maar dat kan niet op het Jozef-altaar. Dan zo maar.
In de Minoritenkerk hangt ook een vreemd altaarstuk. Het is een schildering waarop één van de personages een schilderij omhooghoudt. Nog vreemder is het 'Laatste Avondmaal', een twee ton zware zeer nauwkeurige kopie van Leonardo's schilderij, opgebouwd uit een dikke 150.000 steentjes van een kwart vierkante centimeter.
Om half één lunchen met Herman, in de buurt van zijn werkplek. Hij eet zuurkool, ik bratwurst. Het is goedkoop en lekker. En gezellig. We gaan ons weegs. De mijne voert nu onherroepelijk naar het schilderij.
Ik loop over het pad tussen het natuurhistorisch museum en het kunsthistorisch museum. De musea zijn elkaars spiegelbeeld. Het is mooi, maar ik denk: "Dit is Frank vlak voordat hij het schilderij voor het eerst zag." Ik ga het museum binnen, koop een kaartje en denk: "Nu kan ik niet meer terug." Ik weet waar het hangt. Eerst de andere dingen die ik wil zien. Een aantal prachtige portretten van Rembrandt. Een weergaloos schilderij van Vermeer. Onverwacht een mooi winterlandschap van Avercamp. Het doek 'Oude man'van de mij onbekende Jan Lievens. Ik wandel verder, maak een omtrekkende beweging rond de zaal van bestemming.
En opeens is het zover. In de hoek, rechts achterin, daar hangt het. Het is precies zo groot als ik dacht, en iets lichter van kleur, en minder groen.


Er valt niets over te zeggen. Alleen dat alles klopt. En dat het veldje achter Angelslo waar we legertje speelden gewoon op dit schilderij staat, zij het heel goed verstopt. En dat het te maken heeft met een wonderlijke combinatie van heimwee en fernweh.
Na een half uur heb ik het warm gekregen. Ik breng mijn jas naar beneden, naar de garderobe, klim weer omhoog, en bestel in het café een thee met Sachertorte. En ga terug.
Terug bij de jagers kijk ik nog een half uur naar mijn Brueghel. Een Japanse meneer schuift in beeld. Hij gaat voor het schilderij staan en laat zijn zoon een foto nemen. Een lelijk goedlachs Amerikaans meisje van nauwelijks twintig kijkt geschrokken toe. Ze mompelt: "Don't disturb the painting!" Ik lach naar haar, ze lacht terug. Dan vertelt ze haar vrienden dat ze speciaal voor dit doek naar Wenen wilde.
Weglopen. Jas halen, naar buiten. Adem halen. Ik loop een eind, geen zin in tram of metro. Bij de Opera is het metrostation Karlsplatz, dat op mijn lijn ligt. De lange onderaardse gang op weg naar de trein voert langs allerlei tikkende klokken; het aantal hongerbaby's en aanverwante ellende, maar ook het aantal verliefden in Wenen. De rode cijfers van de digitale klok springen willekeurig en wild heen en weer. Met blauwe viltstift heeft iemand achter de klok '-1' genoteerd. En daar weer achter, met rode viltstift, staat een hart met de tekst '+2'.

dinsdag, oktober 23, 2007

Ams - Bts - Vie

Het is koud en kraakhelder. Kort na het vertrek zijn we al zo ver gestegen dat de puist van Noord Holland duidelijk herkenbaar is. Van Enkhuizen loopt een dijk over het IJsselmeer. In de verte schemert de Noordoostpolder en even later vliegen we boven de Veluwe. Ik herken het dorp Epe aan de grote stukken weiland die diepe lichtgekleurde voren in het donkere bos trekken. Hier ergens ligt Herman's geboortegrond. Tussen de weg van Epe naar Vaassen en de snelweg met kanaal. Ik kan de boerderij niet vinden.
Het vliegtuig is maar voor een kwart gevuld. De man naast me en ik hebben allebei het brede pad naast de nooduitgang opgezocht en we strekken onze benen. Hij gaat op zakenreis naar Wenen. Ook Wenen. Hij heeft op het vliegveld van Bratislava een auto gehuurd.
Na de landing vraagt hij of ik zin heb om met hem mee te rijden. Dat heb ik. Terwijl hij de spiksplinternieuwe Skoda over de kletsnatte Slowaakse wegen stuurt alsof hij dagelijks in deze auto rijdt kom ik er achter dat hij Johan heet. We hebben ons nog niet aan elkaar voorgesteld, maar hij krijgt telefoon. Hij lost een probleem op. Johan is de mede-eigenaar van een bedrijf dat brandblussystemen levert voor industriele toepassing. En hij vertelt me dat zijn bedrijf eigenlijk niet bestaat, in fysieke zin. Alle medewerkers zitten thuis of op de weg, houden contact via telefoon en email, en er is geen gebouw. En dus geen overhead.
Slim.
Nadat Johan me op vliegveld Wenen, waar hij een afspraak heeft, heeft afgezet, ontpop ik me als specialist in het Oostenrijkse baanwezen. Een dame vraagt hoe ze naar Süd-Bahnhof moet reizen. Ik leg het uit. Veertig seconden geleden zelf uitgeknobbeld, want ik moet er ook heen. Ach, vakkennis; als je ze maar één les voor bent.

Een uurtje later volgt het weerzien met Herman en Marise. Reijer werpt één blik op me en besluit dat het hem niet zint. Groot. Kaal. Maar ik heb drie volstrekt identieke aapjes voor hem meegenomen. Dat helpt. Even later doen we een spelletje bedspringen, en voordat hij naar bed gaat mag ik hem voorlezen.

's Avonds met Herman een rondje tram rond de binnenstad. Het regent, de tram is vol, de ruiten beslagen. We stappen uit en wandelen door de regen. Wenen is een stad die indruk probeert te maken. Het lukt. Morgen bij daglicht en hopelijk wat beter weer zien we verder.

Dan bedenk ik dat ik wel moet bloggen vandaag. Mijn blog is jarig. Gefeliciteerd blog, hoe oud ben je nu?
Eén!
Tsjonge. Op de dag nauwkeurig?
Op de dag nauwkeurig.

maandag, oktober 22, 2007

Tijgers van boter

Op zondagmiddag signeert mijn held bij Paagman zijn nieuwste boek. Ik heb een paar oude boeken meegenomen, en Tim, die ik netjes meneer Krabbé noem, gaat daar wat inzetten. We hebben een beetje mot helaas, want ik heb in mijn blogje van een week of twee geleden beweerd dat 'Pasgeboren girafje' geen goed gedicht is. En hem een mailtje gestuurd met een kopie van het blogje. Tja Blaak. Stom. Krabbé verdedigt zijn fictieve dichter met kenmerkende energie. Terecht. En ik ben niet aardig. Meestal ben ik juist wel aardig als ik me niet zo goed een houding weet te geven. Mijn held geeft me met enige nadruk een hand. Ik bedank hem en wandel weg. Ik voel me een beetje een lul.
Om het goed te maken koop ik via internet een exemplaar van zijn eerste boek, 'De werkelijke moord op Kitty Duisenberg'. En vandaag bij de Slegte de enige recente Krabbé die ik nog niet bezit, 'De Matador'. Thuis lees ik het prachtige verhaal over Meester Jacobson en struin vervolgens rond op de website van de man die mijn held werd zodra ik de eerste pagina's van 'De Renner' had gelezen en het boek na boek moeiteloos bleef. Ik vind op de website een verwijzing naar de mij onbekende Japanse auteur Haruki Murakami. Krabbé citeert als verklaring voor zijn enthousiasme voor de schrijver een aantal passages die typisch Murakami zijn, zoals je uit elk boek of verhaal van Krabbé een aantal passages zou kunnen citeren die alleen uit de pen van Tim Krabbé kunnen komen.
En dan gebeurt iets vreemds dat op zich ook weer heel kenmerkend is: bij één van de citaten springt mijn brein als vanzelf de context uit, gaat even op wit, herstart, en schakelt automatisch in de v-stand van verbazing: hoe kan dat? Wat hebben tijgers met boter te maken? Er staat: "Een jongen houdt zoveel van een meisje dat het alle tijgers van de wereld tot boter zou doen smelten. Tijgers en boter! Dat is een Gouden boekje: Sambo, het kleine zwarte jongetje, zag tijgers rond een boom rennen, zo hard dat ze smolten. Zijn vader deed de boter in een kom, en zijn moeder bakte er gestreepte pannenkoeken van. Helaas waren de pannenkoeken politiek incorrect, want het jongetje was een zwart jongetje en dat werd zomaar hardop gezegd. Jongetjes zijn niet zwart of wit, dat mag helemaal niet. Sambo werd niet herdrukt.
Afgezien van de interessante geschiedenis rond de censuur van 'Sambo het kleine zwarte jongetje', wat hebben tijgers met boter te maken? Het internet geeft geen uitsluitsel. Maar als een thema zowel in Japan als in Europa opduikt is er meer aan de hand. Iconografisch onderzoek lijkt vereist. Of heeft Haruki Murakami gewoon een Japanse versie van het Gouden Boekje gelezen? Dat zal het zijn. De wereld is niet zo groot meer, de laatste decennia. En dus vlieg ik morgen naar Bratislava. Tot later.

zondag, oktober 21, 2007

Koninklijke doop

Het was een mooi spektakel. De dopeling verzette zich krachtig tegen het aanbod van genade, zoals het hoort. Wat gaat er boven een zondig leven nietwaar! En als je gedoopt bent moet je je er wel een beetje naar gedragen.
Het evangelie, verwaterd tot de mededeling dat we in de kerk 'op adem komen', werd behalve in woord ook in melodie verkondigd, en het welhaast professionele koor sloeg zich dapper door de doorgaans slappe teksten heen. Kijk maar:


Ontroering was ieders deel. Ieders deel? Nee, een klein contingent koene strijders van zeer goede komaf bood dapper weerstand:



(met dank aan Soedish Verhoeven voor de stills)

Stephan Vanfleteren

Het hele weekeinde was voor Wolkers, en terecht. Gistermiddag was ik in de kiosk op Hollands Spoor. Alle dagbladen openden groot met Jan Wolkers op de voorpagina. De Volkskrant had de mooiste kop: "De blik van een zuiver mens". Onder de kop een twee jaar oude foto van Wolkers, de dun geworden hals wat weggedoken in een witte kraag, de blik afwachtend en een beetje op zijn hoede. Of moe, dat kan ook. Of licht geërgerd. Maar in elk geval zuiver, zonder opsmuk, zonder theater. De foto is gemaakt door de Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren.
Vanavond was Wolkers zelfs in het praatprogramma op Nederland 1 over voetbal te zien. Het programma eindigde met de ontmoeting tussen Wolkers en Ruud van Nistelrooy op de tribunes van de Arena. Wolkers gaf complimenten en Van Nistelrooy probeerde ze te retourneren door titels van zijn boeken te noemen. Tot slot volgde een foto van de schrijver. Een voetbalprogramma dat eindigt op een foto van een schrijver!
Maar het hoogtepunt is de foto verderop in de Volkskrant. Laat ik de neiging om er van alles over op te merken maar stevig onderdrukken. Ook deze foto is gemaakt door Stephan Vanfleteren. Het is werkelijk schitterend.

zaterdag, oktober 20, 2007

Snikjes en glimlachen


Vanmiddag liep ik langs de bouwput voor het Centraal Station in Rotterdam richting centrum. Het oversteken van het Weena (is het het Weena?) is nogal ingewikkeld, dus Ik bleef staan en keek achterom naar de mooie grote jaren-vijftig pui van het station, die op het punt staat te verdwijnen. En werd getroffen door iets prachtigs. De kenmerkende letters op de daklijst stonden er nog, maar er stond geen 'Centraal Station' meer. Er stond: 'Traan laten'. Echt waar. Eenmaal van de verbazing bekomen werd ik overvallen dooor een gevoel van grote blijdschap. Ik deelde mijn blijdschap met twee RET- medewerkers die het allemaal maar een beetje merkwaardig vonden. Ik keek nog eens. En nog eens. En stak de Weena (is het de Weena?) over, vol van tevredenheid over de diersoort waar ik bij mag horen. Wat verzinnen mensen toch prachtige dingen.
Al lopend en breed grijnzend bedacht ik wat er gebeurd zou kunnen zijn. Het mooiste scenario is dat medewerkers van het sloopbedrijf geheel uit eigen beweging op een vrijdagmiddag wat met de letters hebben zitten spelen. De kraan staat er toch al. De werkelijkheid is natuurlijk prozaïscher: nu ik het thuis kan opzoeken blijkt dat het idee is "ontwikkeld" door een bureau. 'Ontwikkeld'. Niet teveel aan denken. Bij de onthulling van de nieuwe tekst merkte de kleinzoon van de architect van het station op dat ze er beter 'laten staan' van hadden kunnen maken. Een slecht idee. Het zou een vorm van futiel protest zijn geweest, een mededeling bestaand uit boosheid. Nu staat er ontroering en dus blijdschap.

Jan Wolkers


Twee jaar geleden bedacht, toen Wolkers zijn tachtigste verjaardag in Leiden vierde. Vandaag, nee gisteren, overleed hij, bijna 82 jaar oud. De cartoon valt nu pas echt op zijn plek.

vrijdag, oktober 19, 2007

Laagvlieger

Vanochtend droomde ik weer eens dat ik een vliegtuig zat. Dat droomt een westers mens zo af en toe, lijkt me, maar in mijn geval is er één vreemde constante: het vliegtuig vliegt altijd op een hoogte van een meter of tien. Zo heb ik al eens een lange vlucht gemaakt door Frankrijk waarbij het toestel over een weg tussen rijen bomen vloog, door dorpjes met de weg mee tussen de gebouwen kronkelde, om uiteindelijk tussen het drukke verkeer op een snelweg in de stad een onveilige landingsplaats te zoeken.
Mijn vlucht van vannacht duurde heel kort, eigenlijk net lang genoeg om aan een medepassagier uit te leggen dat ik in dromen altijd een laagvlieger ben. De man was zo vriendelijk om niet op te merken dat het andersom moet: in dromen een hoogvlieger. Daarbij, hij vloog net zo laag als ik en hield dus wijselijk zijn mond.

donderdag, oktober 18, 2007

Fratelli Rossetti

Ik draag al bijna twee jaar dezelfde schoenen. Gekocht bij de ANWB. Wandelschoenen. Merk 'Human Nature'. Onverslijtbaar, comfortabel, lelijk. Af en toe wissel ik ze af met een paar hoge bruine schoenen die niet lekker zitten, maar wel beter staan bij een overhemd. Het interesseert me doorgaans geen zier hoe ik er uitzie, maar ik vind het toch stiekem wel leuk om er af en toe niet al te beroerd bij te lopen. Maar ja, dan is de broek weer te kort of zo. Wat doet het er toe! Taai ongerief.
Vandaag zat ik in de docentenkamer in een Elsevier te bladeren. Een pagina vullende advertentie met een foto van een paar schoenen onder een paar broekspijpen schoof voorbij. Ik bladerde door, en weer terug. Mooie schoenen! Mooie broek, de kleur van schoenen, sokken en broek precies op elkaar afgestemd. Italiaans: Fratelli Rossetti. La bella figura. De stof van de broek leek heerlijk om aan te raken. "Hoe weet je dat nou?" vroeg de ene collega. "Ik steek mijn schoenen maar even heel diep onder tafel" merkte de andere op. Ik zwijmelde verder over de schoenen en de stof van de broek. En durfde evenmin mijn schoeisel te tonen. Zou ik nog ijdel worden op mijn oude dag? Fratelli Rossetti. Die dingen horen niet bij de echte top, maar zijn met een prijskaartje van rond de 300 euro wel 'high end'. Als ze een maatje 46 half hebben ga ik het maar eens doen. Twintig weken niet roken. Ik heb er al zes.

Cabriolet

Voetbalavond bij Michiel. Na de andermaal teleurstellende maar wel doeltreffende prestatie van de nationale tanende trots spreken we over zaken die er wel toe doen. Michiel schrijft gedichten, deels stiekem, maar goed. En hij leest voor uit zijn nieuwe roman. Ook stiekem en ook goed.
We spreken over de vreemde romantiek van het detail. Over het paradoxale verlangen naar het landschap waar je middenin staat. Over 'Fernweh'. En dat we naar Amerika moeten, over een jaar of drie vier, als onze geliefden het eindelijk goed vinden. We kopen voor 400 dollar een cabrio in New York en rijden over provinciale wegen kris-kras door het land, totdat de auto er na een dikke 5000 kilometer stotterend en stuiterend een eind aan maakt. Aan de westkust, tussen de druiventrossen, net iets te ver van het dichtstbijzijnde motel. We hebben de States gedaan, zo grondig dat we nooit meer terug hoeven te keren. Behalve dan met Suus en Klaas en Willemijn.

woensdag, oktober 17, 2007

Onverwacht

Het is vrijdagmiddag het laatste uur. De docent filosofie is in een melige bui. Hij vertelt de klas dat ze volgende week geheel onverwachts een proefwerk krijgen. De klas protesteert, maar de docent herhaalt zijn voornemen: een proefwerk, volgende week, totaal onverwacht!

Na afloop blijven wat klasgenoten rond school hangen:
"Balen van dat proefwerk volgende week."
"Hoezo balen? Dat proefwerk, dat is een grap van hem, dat kan helemaal niet! Heb je gehoord hoe hij het aankondigde? Totaal onverwacht."
"Ja, nou en, dan kan het toch gewoon op woensdag ineens zover zijn?"
"Nee, natuurlijk niet, denk na. Ten eerste kan dat proefwerk niet op vrijdag gegeven worden."
"Hoezo dat nou weer?"
"Denk na, dombo. Omdat wij dan op donderdagavond weten dat er voor dat aangekondigde proefwerk nog maar één mogelijkheid is: vrijdag. En dan is het dus helemaal geen onverwacht proefwerk!"
"Dus een onverwacht proefwerk kan niet op vrijdag?"
"Nee, en dus ook niet op donderdag."
"Waarom dat nou weer?"
"Omdat we dan op woensdagavond zouden weten dat omdat het niet op vrijdag kan het op donderdag moet en dan is het niet onverwacht meer!"
"Ik snap er niks van."
"Waarom verbaast me dat niet? Denk na filosoof: op vrijdag kan niet hebben we net bewezen. Dan is donderdag de laatste dag waarop het kan. Maar dat zouden we dan woensdagavond weten, en dan kan het dus juist niet op donderdag."
"Oh, wacht even ..... maar dan kan het ook niet op woensdag!"
"He he, ben je er ook? Inderdaad, het kan dus de hele week niet. We krijgen volgende week helemaal geen proefwerk."

De volgende maandag neemt de docent grijnzend kennis van de redenering van zijn leerlingen. Pas op donderdag geeft hij, geheel onverwacht, een proefwerk.

dinsdag, oktober 16, 2007

Axe-effect

Het is proefwerkweek. De leerlingen moeten zwijgen en schrijven, de leraren moeten zwijgen en toekijken. Al het andere is ten strengste verboden. De vijfde klas maakt een examen Engels. Het is mooi weer, de ramen staan open. Het is stil, bijna stil. Tussen de zachte geluiden van adem en pennen klinkt opeens een heldere stem: "Ja, zo wordt het wel erg lastig." Halverwege de raamrij heeft een oude wesp de geur van een werkelijk voortreffelijke deodorant ontdekt. Dure deodorant. De wesp weet niets van prijzen en veel van kwaliteit. Het beest blijft om het hoofd van de jongen cirkelen. Het slachtoffer blijft kalm, maar van proefwerk maken kan geen sprake zijn, zoveel is duidelijk.
Ik pak het absentieblaadjesblok, dat voorzien is van een harde kartonnen achterkant, en loop naar de jongen toe. De wesp draait rondjes om zijn hoofd, en landt zelfs een moment op het eveneens buitengewoon verzorgde kapsel.
"Kijkt u een beetje uit?" vraagt de jongen met ironie in zijn stem.
"Eindelijk een excuus om jou eens een mooie knal voor je kop te geven!"
"Daar was ik al bang voor."
Ik leid de wesp voorzichtig een meter weg, en geef het dier dan een zwieper met mijn blok. Deze show moet nu heel snel stoppen. De leerlingen kijken geamuseerd toe, maar ik kan op geen manier inschatten hoeveel juiste antwoorden inmiddels fluisterend van tafel naar tafel hobbelen. De wesp ligt versuft op de grond tussen de rijen tafeltjes. Ik zet er zonder verdere plichtplegingen mijn voet op en ga achter mijn bureau zitten. Het proefwerk gaat verder. De laatste wesp van dit jaar is geveld. Ze heeft zich op het laatst weer even heel jong gevoeld.

zondag, oktober 14, 2007

Wandeling

De Argentijn en de Zuid-Afrikaan, ze lijken op elkaar. Hun koppen lijken niet, maar ze hebben wel allebei een pastel-achtig polootje aan. En er is meer. De Afrikaan is slanker, maar even hoekig. Het zijn allebei boeren, sjokkend over hun land. Ze zien wat ze verwachten te zien: dat wordt weer helemaal niets dit jaar. Te nat. Te droog.
Ze lijken oud, maar ze zijn nog maar achtendertig. De mannen zijn even jong oud, op een dag of vijfendertig na, en ze hebben allebei een stok. Eén stok? Veertien stokken. Ze slaan een balletje voor zich uit. Als ze gaan slaan tegen het balletje doen ze alsof er veel op het spel staat. Tik. Het witte balletje vliegt door de lucht en landt op het kortgeschoren stuk gras. Er is applaus. Goed gedaan! Naarmate de wedstrijd (het is een wedstrijd, heel traag) vordert, wordt de Argentijn een beetje driftig. De Zuid-Afrikaan blijft stoïcijns door het prachtige landschap sjokken. Hij is aan de winnende hand. Het kan hem niet veel schelen.
Opeens is het afgelopen. Op de veertiende neemt Ernie Els een beslissende voorsprong zonder iets te presteren. Geen van de heren slaat zijn bal in het gaatje. Maar Els ligt vijf holes voor met nog vier te spelen. Hij krijgt een beker. Die moet hij later weer inleveren. En een miljoen Engelse ponden. Die mag hij houden, hoewel de sponsor een bank is. Nog meer geld, en hij had al zoveel. Het doet er niet toe, ik ben blij voor hem. Ernie mag van mij alles winnen. Hij sjokt zo mooi. Volgend jaar eindelijk zo'n groen jasje.
Het wereldkampioenschap matchplay. De BBC brengt het urenlang in beeld. Er gebeurt niets. De drie commentatoren vullen de tijd met wandelen, geschilderd worden, filmpjes uit de oude doos, praten in een ouderwetse microfoon die je vlak voor je mond moet houden, en grapjes maken. Op zijn Engels. Leuk dus.
Prachtig spel, prachtige televisie. BBC, golf, matchplay: Er gebeurt niets en opeens is het afgelopen. Het lijkt het leven wel.

vrijdag, oktober 12, 2007

Lacombe Lucien

De beroemdste film van Louis Malle is zijn debuut 'Ascenseur pour l'échafaud', met muziek van Miles Davis. De muziek is groots, maar de film valt een beetje tegen. Goed hoor, heel aardig, maar je kunt het ook overdrijven. In het filmpantheon wonen nogal wat Franse goden, maar Malle hoort er niet echt bij. Vooruit: een kwartgodje, vanwege 'Au revoir, les enfants'.
Maar vandaag! Vandaag zag ik 'Lacombe Lucien', uit 1974. De film is weerbarstig als het leven. En menselijk al te menselijk, zodanig dat de Fransen het jaren lang niet wilden slikken vanwege de relativering van het werk van de maquis, het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Een jongeman, bijna een puber nog, wordt vanwege zijn leeftijd afgewezen voor het verzet, en raakt bij toeval verwikkeld in de collaboratie met de Duitse bezetter. Zijn zucht naar avontuur blijkt moreel neutraal. Geen verzet en wel collaboratie? Ook goed, als het maar spannend is. Aan het eind doet hij het goede, maar dat wordt niet beloond.
Het laatste kwartier van de film haalt een niveau dat je met droge ogen kunt vergelijken met de belangrijkste films van Jean Renoir. Of met Bresson. Als het ernstig is en luchtig tegelijk, als je het gevoel hebt dat de eerste take steeds de goede was, of dat de camera eigenlijk niet bestaat, als je het gevoel hebt dat je volstrekt serieus wordt genomen als toeschouwer, dat die personages echt bestaan, tja, dan heb je wel een gevalletje film te pakken. Louis Malle. Halfgod dan maar?

Labels:

donderdag, oktober 11, 2007

Applaus in 3A

Een merkwaardige gebeurtenis vandaag in 3A. Ik begon de bijeenkomst met het voorlezen uit het boekje van Dorien Pessers over haar optreden in Buitenhof. Ze gaat daar in op het adagium 'regels zijn regels', zoals dat door Verdonk werd gehanteerd in de paspoortkwestie rond Ayaan Hirsi Ali. De passage die ik voorlas gaat over een Canadese oorlogsveteraan die na een bijeenkomst in Wageningen per ongeluk in de trein naar Haarlem terecht komt in plaats van in de trein naar Arnhem. Als de conducteur daar achter komt brengt hij de tachtig-jarige bevrijder een nieuw treinkaartje alsmede een boete in rekening. Regels zijn regels. Wat volgt las ik met verve voor; Pessers betoogt dat de conducteur op het volgende station een gratis taxi naar Arnhem had moeten regelen voor de oude Canadees. Dat is fatsoen.
De klas reageerde op het verhaal met applaus, en dat applaus was voor zeker tien seconden naturel, gemeend en zonder ironie. Maar daarna hield het, op instigatie van een drietal jongetjes, aan. En hield aan. En aan. Ik probeerde de klas met armgebaren te laten stoppen. Praten had geen zin, daarvoor was het geklap te luid. Het hielp niet. Daarna klapte ik mee, en hield abrupt op. De klas klapte door. van de stoutste tot de braafste breed grijnzend. Er restte niets anders dan het machtswoord; ik schreef op het bord: 'de les begint als het applaus is afgelopen en duurt vijftig minuten.' Dat kon, want na de les volgde een pauze van een kwartier. De klas hield onmiddellijk op met klappen. Ik zei, de tekst uitvegend, "nou, laten we dat dan maar niet doen", en begon een verder prettige les.
Interessant. Wat de klas waarneemt is dat de leraar wint. Ze hadden, in mijn geval (mag ik zonder arrogantie zeggen), niet anders verwacht. Niets aan de hand dus. Maar de docent, in casu ik zelvers, baalt er toch van. Waarvan? Dat het machtswoord nodig was in zo'n gezeglijke klas. Het is het drama van de docent die gewoon alles altijd leuk wil doen. Nou ja, drama, doe normaal Blaak!

Bosatlas revisited

Nog een kijkje in de nieuwe Bosatlas van Nederland, deels op internet te vinden. Hier is een kaartje van de mazelenepidemie van een jaar of zeven geleden:


De lezers met kennis van kerkzaken zien onmiddellijk wat hier aan de hand is. Prachtig is dat: autochtoon fundamentalisme, nogal mal en zorgwekkend, schitterend in beeld gebracht. Overigens ben ik bang dat ze in Delfzijl gewoon een beetje achterlijk zijn.

Bosatlas


De Bosatlas is in het gat gesprongen dat de Wetenschappelijke 'Atlas van Nederland' heeft laten liggen, en het resultaat is prachtig, voor zover ik kan zien. Wist u bijvoorbeeld dat Den Haag tijdens carnaval officieel 'kreesiedentie' heet?
Ik bezit de twee edities van de 'Atlas van Nederland', de door de overheid uitgegeven wetenschappelijke thematische atlas van ons land. De derde editie verschijnt niet in druk, maar is uitsluitend digitaal te raadplegen (http://avn.geog.uu.nl/index.html). Jammer. Maar nu is er de speelse variant van de Bosatlas. Ik wil hem direct kopen, maar Willemijn roept dat ik nieuwe tanden moet. Dat is wel een beetje zo. Wachten op de boekenbonnen van de baas dan maar. Met kerst.

woensdag, oktober 10, 2007

Pasgeboren girafje

Er bestaat een buitengewoon populair gedicht dat niemand kent. Het gaat over een klein girafje op de savanne van Afrika dat speelt met een ouder neefje. Enthousiast rent het girafje achter een verwaaide pluk gras aan, zichzelf daarbij omverwerpend. Een wolkje dat er bijna niet was geweest werpt even een verfrissend buitje over de beide dieren. Het is volgens alle lezers een schattig gedicht. Het gedicht is nergens te vinden, maar wat we er van weten doet vermoeden dat het behoorlijk bagger is.
Er zijn waarschijnlijk veel fictieve boeken te vinden, boeken die niet bestaan en toch beschreven worden. 'Het boek van Violet en Dood' voordat Reve 'Het boek van Violet en Dood' schreef is wellicht het mooiste voorbeeld. Maar zijn er ook fictieve gedichten? Sinds de verschijning van het nieuwste boek van mijn held Tim Krabbé is er op zijn minst één fictief gedicht: 'Pasgeboren girafje'. In 'Marte Jacobs', één van de betere Krabbé's, speelt het een grote rol, zo groot dat je als lezer verlangt naar het lezen van het gedicht, in de wetenschap dat het hoogstwaarschijnlijk bitter tegen zal vallen. Arjan Peters vergelijkt het gedicht in 'De Volkskrant' met Koplands 'Jonge Sla', een associatie die voor de hand ligt (dichter word achtervolgd door een matig gedicht dat de veel betere gedichten uit zijn oeuvre blijft verduisteren), maar ook met Slauerhoffs 'Voor de verre prinses', een associatie die kant nog wal raakt omdat Slauerhoff heel expliciet is terwijl de fictieve dichter bij Krabbé juist moeite doet om bijna onhoorbaar te zijn. Hoe dan ook, het fictieve gedicht nodigt uit tot dichten. Hoe lang zal het duren voordat de eerste pogingen in druk verschijnen? Beter van niet. Laat 'Pasgeboren girafje' maar een raadsel blijven. Het kan immers alleen maar tegenvallen.

dinsdag, oktober 09, 2007

Verboden

Vannacht reed ik op de fiets door Apeldoorn. Bij een pompstation ontwaarde ik de wijk die ik moest hebben. Nu het huis nog vinden. Ik fietste tussen de pompen door naar de rand van het asfalt, en tilde mijn fiets over het laag gespannen ijzerdraadje. Het kostte onverwacht veel moeite. Een mevrouw kwam uit het pompstation om me te vertellen dat fietsen over het terrein van het pompstation natuurlijk niet was toegestaan, en dat ze weinig anders had kunnen doen dan de autoriteiten waarschuwen. Over mijn gestuntel met het ijzerdraad zei ze niets. Ik zei vriendelijk tegen de vrouw dat ik begrip had voor haar actie. Er arriveerde een man met ontbloot bovenlijf op een open gemotoriseerd karretje op vier wielen. Ik veronderstelde dat dit de autoriteit was die me zou toespreken, vond dat wel wat vreemd, maar stelde me maar voor aan de man. Deze leek in mij totaal niet geïnteresseerd. De man in burger wel. Hij zei dat hij eens navraag had gedaan, en dat over de heer Blaakmeer twee eerdere meldingen van wangedrag waren binnengekomen. Vooral het voorval in Sinterklaaspak in de haven van Harlingen moesten ze natuurlijk wel hoog opnemen. Ik protesteerde: 'ik heb in Harlingen wel eens een Sinterklaaspak aangehad, maar nooit in de haven. Zonder iets te zeggen suggereerde de man in burger dat ik wel te dronken zou zijn geweest om me dat te herinneren. Ik dacht: "Zal ik zeggen dat er toch ook een bericht in het archief moet bestaan over de vrouw in Franeker die ik uit het water heb gered?" Ik besloot het niet te doen.
We waren binnen in de huiskamer en kregen koffie. Er waren dames op leeftijd, en versnaperingen, vooral mergpijpjes. Na enige tijd nam de man in burger me apart. We konden de zaak wel zo laten. Maar dan moest ik me natuurlijk nooit meer in deze wijk vertonen, dat begreep ik wel. Ik antwoordde dat ik echt niet van plan was vaker naar Amersfoort te komen. Terwijl ik het zei merkte ik mijn fout. Het was Apeldoorn, niet Amersfoort. Ik bedacht dat ik nog veel minder graag in Apeldoorn ben dan in Amersfoort. De man zweeg. Ik ook.

maandag, oktober 08, 2007

Hirsi Ali


Een grote foto om het goed te maken. Ik heb lelijk over haar gedaan en kreeg van Soedish op mijn kop. Voorspelbaar. Genoemde collega was wel zo aardig om me vanavond te attenderen op een zeer goed artikel in 'The Washington Post' waarin met ons kikkerlandje de vloer wordt aangeveegd: "Unlike the British, who have gotten used to the idea that faraway events can affect them, the Dutch, at least in this century, are more insular."
Hoe oneens ik het ook ben met onze vriendin, wat er met haar gebeurt is schandalig. Ze moeten met hun rotpoten van onze rothirsi afblijven! En we staan er mooi gekleurd op: "Fortunately, Hirsi Ali is already back in the United States, under professional, full-time, well-resourced and for the moment privately organized protection. But this week, the Dutch parliament is due to debate her status once again. And once again, the Dutch will be confronted with the facts that Hirsi Ali remains a Dutch citizen; that the threat to her life comes at least in part from groups based in Holland; that she lives abroad because the Dutch political situation forced her to; and that when she speaks out, she does so in defense of what she believes to be Dutch values.
Whether or not the Dutch like it -- and I'm sure most of them don't -- revoking her police protection will send a clear message to the world: that the Dutch are no longer willing to protect their own traditions of free speech. Resources will be found, and she will recover. But will Holland?"

Herinnering

Vanmiddag begonnen in Douwe Draaisma's 'Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt'. In het eerste hoofdstuk gaat het over het onderzoek naar vroegste jeugdherinneringen, dat begon in 1895 met een wereldwijd gepubliceerde vragenlijst. Hoe zit het eigenlijk met mijn herinnering?
Aanvankelijk dacht ik dat mijn vroegste herinnering het eerste bezoek aan de kleuterschool betreft. Ik ben vier of vijf en zit bij mijn moeder achterop de fiets. Ik herinner me de bocht met de hoge bomen bij het Tonckensbosje, maar van de aankomst op school weet ik niets meer. Van de school zelf herinner ik me alleen de kleibak. Uit foto's blijkt dat er een jaarlijkse optocht was. Mijn moeder maakte daarvoor een bakkerstenue en een jaar later een piccolo-kostuum. Ik heb er geen enkele herinnering aan.
Maar er is een herinneringsflard die veel ouder moet zijn. Ik zit op het dressoir van de slaapkamer van mijn ouders. Ik kan al lopen en waarschijnlijk ook praten en ben dus twee of drie. Ik zit op het dressoir omdat ik naar bed moet. Mijn moeder gaat me wassen. De wastafel bevindt zich naast het dressoir. Mijn moeder is iets vergeten en laat me even alleen. Ik zit in de lege kamer boven op het dressoir. Er komen straaljagers over. Het geluid is onheilspellend en tegelijkertijd fascinerend. Ik ben niet bang, maar wel onder de indruk. Het lijkt wat dat betreft een beetje op de lichtpatronen op het behang van mijn slaapkamer als er 's avonds auto's door de straat rijden; het vreemde komt binnen, maar ik lig veilig in mijn bed. Mijn moeder heeft zelfs een speciaal holletje in mijn kussen gemaakt waar mijn hoofd precies in past. Er kan mij niets gebeuren.
Er zijn in de verhandeling van Draaisma twee elementen die opvallen. De eerste herken ik, de tweede niet. In de vroegste herinnering zien we onszelf van een afstandje en constateren: 'dat ben ik.' Zo zie ik mezelf inderdaad zitten, daar op dat dressoir. Maar dat het in de vroegste herinnering om beeld gaat, en niet om geluid, dat klopt niet. Ik hoor de straaljagers. Later, maar ook heel vroeg, lig ik in bed en hoor de AKU, de fabriek op het nabijgelegen industrieterrein. Wat is er met mijn gehoor? Had ik musicus moeten worden? Daar kom ik dan mooi te laat achter.

zaterdag, oktober 06, 2007

Labyrinth

Of moet ik doolhof zeggen? Ik moet doolhof zeggen. Een labyrinth heeft één weg naar het centrum. Nergens hoef je een keuze te maken. Als je in het midden bent aangekomen brengt de enig mogelijke wandeling je weer veilig naar buiten. Het doolhof is geheel anders. Daar moet je constant kiezen. Er zijn doodlopende trajecten, en als je er daarvan drie gehad hebt ben je de draad volledig kwijt. Bij toeval bereik je het centrum van het doolhof. Er staat een bankje, maar je bent te rusteloos om er te gaan zitten. Je moet weer naar buiten. Shit man! Was er maar een strategie die ervoor zorgt dat je de uitgang vindt. Altijd rechts afslaan. Of was het links?
Is er een algoritme, een routebeschrijving door een probleem waarbij je zeker weet dat de oplossing een keer voorbij komt, voor het vinden van de uitgang van een doolhof? Strikt genomen is het antwoord: "nee". Maar er is wel een algoritme dat ervoor zorgt dat je elk weggetje in een doolhof precies twee keer loopt, in beide richtingen. Als je dat netjes doet komt de uitgang van het doolhof wel een keer voorbij.
Het werkt als volgt (uitgaande van een doolhof met een vloer van zand): bij elke splitsing of kruising die je tegenkomt zet je met een stok een rondje in het pad waar je uitkomt, en een kruis in het pad waar je inloopt. Ga hiermee door met inachtneming van de volgende twee regels: 'ga nooit een pad in waar een kruis staat' en 'ga alleen een pad in waar een rondje staat als het echt niet anders kan'. Het resultaat zal zijn dat je alle paden (dat zijn de verbindingen tussen kruisingen of splitsingen) in het doolhof precies twee keer loopt. De weg naar buiten dus ook.
Jaren geleden hebben we het geprobeerd, met Anna en Joost, in het prachtige doolhof van Paterswolde. Het bleek te werken. Natuurlijk bleek het te werken. Leg maar eens uit waarom!

vrijdag, oktober 05, 2007

Traject

Het brugklasfeest duurt van acht uur tot half elf. De locatie is de soos van de school, een ruimte van pakweg zeven bij vijf, alsmede een even grote gang en twee toiletgroepen. Op deze nauwelijks honderd vierkante meter krioelen een kleine 140 bruggers door elkaar. Ieder afzonderlijk leggen ze in twee-en-een-half uur een uniek traject af. Hoe lang zou dat traject zijn?
Jongens rennen achter elkaar aan. Ze dansen minder dan meisjes, en zijn vooral bezig met het vinden van hun plaats in de grote hiërarchie. Ze trekken aan elkaar, duwen elkaar net niet om, rennen dan weer verder. Het lijkt soms gewelddadig, maar dat is het niet. Het is spel. De jongens zijn welpen, jonge wolven, of kleine aapjes. Het spel is wel serieus te nemen.
De meisjes zijn wat verder. De strijd om de beste plaatsen gaat subtieler en waarschijnlijk iets wreder. Ze rennen minder, en bewegen zich meer in groepen, vooral tussen de dansruimte en het toilet. De meisjes duwen niet. De meisjes praten. De meisjes zijn mooie kleurige vogeltjes, kwetterend op de telefoondraad, in de juiste volgorde gerangschikt.
En er is ontluikende liefde. Op de dansvloer wordt geschuifeld. Een jongetje slaat zijn armen om het mooie meisje, van achteren. Hij pakt haar handen. Ze staat het toe, maar niet te lang. Dan maakt ze zich los en gaat naar haar vriendinnen. De jongen schuifelt verder met een ander meisje, minder intiem.
Ieder traject is verschillend, en voor elk traject is een scala aan redenen. De bruggers kennen de regels van hun traject niet. Ze spelen een rol waarvoor nooit gerepeteerd hoeft te worden. De docenten zitten op een stoel van een afstandje toe te kijken en vragen zich af of het traject volledig gemotiveerd is. Ook zij kennen de oorzaak niet, al begrijpen ze meer dan de bruggers zelf. Daar zijn ze docent voor. Maar het traject begrijpen in al zijn subtiliteiten, dat gaat niet. Dat zou een Nobelprijs zijn. En het blijven gewoon docenten.

donderdag, oktober 04, 2007

Gevonden, helaas.

Jason Bourne heeft zijn ware identiteit gevonden. Aan het eind van 'The Bourne Ultimatum' herinnert hij zich alles. Het is het even logische als betreurenswaardige einde van een zoektocht.
'Ultimatum' spettert bijna twee uur lang zonder adem te halen over het witte doek. De gemiddelde shotlengte ligt ruim onder de seconde. Jason Bourne krijgt dan ook beduidend minder tijd om zich af te vragen wat er nu weer allemaal voor raars gebeurd dan in de eerste twee films. Aan het slot krijgt hij alle antwoorden op een presenteerblaadje aangereikt, en kiest hij er alsnog voor om geen Jason Bourne te zijn.
Wat bij de laatste James Bond zo heerlijk was, de zoektocht naar de ware Bond, werkt bij Bourne tegen de film. Want Jason Bourne vindt geen ware Bourne, maar een burger waarvan ik de naam niet eens wil onthouden. De Jason die zocht, die was een stuk leuker dan de Jason die vindt.

woensdag, oktober 03, 2007

Kruideniers

Sorry voor het plaatje. Maar laten we mekaar geen mietje noemen: dit is het risico dat je loopt als je onbeleefd bent. Of kwetsend. In Nederland.
Ayaan Hirsi Ali is onbeleefd. En kwetsend. Ze maakte een nogal matige saaie film, samen met Theo. Haar tactiek lijkt me nutteloos, haar argumentatie zwak, haar fundamentele afkeer net zo fanatiek verwoord als het fanatisme van de meer primitieve fundamentalistische aanhangers van de profeet. We leven in een land vol fundamentalisten. Dachten we eindelijk van die gereformeerden af te zijn, krijg je dit.
Maar laten we wel zijn: Hirsi Ali bedreigt niemand. Hirsi Ali maakt een slechte film. En wordt vervolgens met de dood bedreigd. Hoe reëel dat is? Kijk nog eens naar die foto zou ik zeggen; dat mes, daar zit een briefje aan vast. Met haar naam er op.
Wat zou het kosten, die beveiliging van de meest bedreigde Nederlandse staatsburger? Laat het duizend euri per dag zijn. Dat is veel hoor. Tsjonge, dat is bijna vier ton per jaar, of in tien jaar vier miljoen! Nou, dat vinden we niet veel, dat vinden we teveel. Voor een mensenleven. Voor een principe. Sorry Theo.
Het land is vol van fanaten. En we worden geregeerd door kruideniers.

dinsdag, oktober 02, 2007

0.9999999........... = 1

Elk jaar vertel ik in de brugklas twee verhalen. Eén van de verhalen is waar, het andere pertinent onwaar. De bruggers geloven eerst in het verkeerde verhaal en daarna geloven ze niets meer.
Het eerste verhaal is dat uit recent onderzoek blijkt dat niet alle minuten even lang duren. Meestal duurt een minuut keurig zestig seconden, zoals het hoort. Maar na zorgvuldige meting hebben ze in Parijs ontdekt dat er heel af en toe een minuut is die afwijkt van de norm. Zo'n minuut duurt dan 59,99999999567 seconden, of 60,000000000045. De kritische brugger vraagt nu: "Oh ja, en hoe meten ze dat dan?" Het antwoord dient met de juiste nadruk te worden uitgesproken: "met atoóómklokken." Aha, juist, atoomklokken. Nee, dan zal het wel kloppen. Het geloof is nu algemeen en onbetwijfeld.
Dan volgt de onthutsende vraag wie kan uitleggen waarom dit verhaal overduidelijk niet klopt. Na ruime stilte en aarzeling is er dan een slimmerik die ongeveer opmerkt dat een minuut per definitie zestig seconden duurt.
Na de conclusie dat je niet klakkeloos alles moet geloven wat een leraar zegt volgt nu het tweede verhaal.
Neem de decimale breuk 0,99999... en dan een oneindige rij negens. Oftewel: nul komma negen repetent. Deze breuk is precies gelijk aan 1. De bruggers zijn het hier meteen ernstig mee oneens. Op de vraag wat dan het verschil is tussen 0,9999.... en 1 komen ze met: "eerst een heeeeeleboel nullen en dan een één". "Hoeveel nullen precies dan?" Gekrakeel van jewelste.
De simpele oplossing dat 1/9 = 0,111111... en dat dus geldt dat 9/9 = 0.9999..... = 1 is juist en tegelijkertijd zodanig tegen de intuïtie dat sommigen tot in de derde klas blijven tegenstribbelen. Die stribbelaars, die gaan het ver schoppen. Net zover als degenen die onmiddellijk inzien dat de docent gewoon gelijk heeft.

maandag, oktober 01, 2007

Meeroken

Ik heb nu precies 25 dagen niet gerookt. De eerste week met rare lichamelijke verschijnselen, daarna zonder moeite. Maar gisteren wilde ik opeens roken, en vandaag ook nog, al wordt het wel beter. Ik heb er geen andere verklaring voor dan dat we zaterdagavond na het terras nog binnen hebben gezeten in de volgende tent en mee hebben zitten roken. Het café stond niet blauw, maar er werd vrolijk gerookt. Als je er een uur of anderhalf zit consumeer je toch ongeveer een sigaret. Het lichaam denkt: 'hé, dat ken ik, dat is vertrouwd, doe nog eens!' Of is het de geest? Ja, het is de geest, whatever that may be.
Stoppers zijn de ergste zeikers, ik weet het. Bekeerlingen kunnen niets relativeren. Het evangelie wordt onverdund opgedist: wat ben ik blij dat je binnenkort niet meer mag roken in de horeca.