vrijdag, januari 18, 2008

Botwinnik

Mijn moeder is vandaag 87 geworden en Bobby Fischer is dood. Mijn moeder was de Fanny Blankers-Koen van Veendam en bovendien mijn moeder. Bobby Fischer was het grootste schaakgenie uit de geschiedenis en bovendien knettergek.
Toen Fischer in Reykjavik de Sovjet-hegemonie doorbrak door tegen Boris Spasski om de wereldtitel te spelen was ik twaalf. Het fenomeen Fischer zorgde net als bij veel jongetjes van mijn leeftijd voor een zekere schaakmanie, al had ik er bepaald geen talent voor. Ik kreeg van mijn broer Sirtjo op Sinterklaas een Prisma pocket van Bouwmeester met een briljant gedicht dat aan het slot psalmodisch werd:


Dan gaat het sneeuwen.
Alle velden worden wit.
Maar 's konings vanen rukken voort;
hij lacht en zegt:
"Mijn techniek is niet verfijnd,
maar bot win ik."


Prachtig, maar het leidde tot weinig. Ik speelde in een simultaanséance remise tegen een Hongaarse grootmeesteres door mijn stukken heen en weer te blijven schuiven en eigenlijk dus niets te doen. Toen de grootmeesteres de trein moest halen bood ze remise aan. Ik kreeg voor mijn lafhartige gedrag een reep chocolade, onverdiend, en dus puur in plaats van melk.
Nee, dan mijn moeder. Die liep zo hard tijdens de atletiekwedstrijden op school dat een meneer van de sport tegen haar zei dat ze heel heel hard gelopen had. Echt heel heel hard. Misschien was mijn moeder wel twaalf, net als ik toen Bobby Fischer voor het vrije westen wereldkampioen werd. Maar zij was twaalf in 1933.