vrijdag, oktober 31, 2008

Dinsdag


Had ik al eens verteld over mijn oude wiskundeleraar, de heer Van Wering? Hij kwam de klas in, steevast te laat, hij moest zijn Volvo Amazone parkeren bij de Pedagogische Academie en dan naar de Barak lopen en kwam dan te laat, niet vanwege het parkeren maar vanwege het te laat van huis gegaan. Later, toen ik allang van school was, verdronk hij in de buurt van Giethoorn, God hebbe zijn ziel, want we hielden van hem. En anders ook trouwens, want laten we vooral niet lullig doen.

We zaten in de gang van de barak met de rug tegen de bordkartonnen tussenmuur te wachten tot hij kwam. Hij groette, opende de deur naar het hoeklokaal met uitzicht over het sportveld, en begon een les. Of niet. Die ochtend schreef hij heel klein op het bord: Carter. Ik keek naar buiten, waar scholieren in rillende kledij hun veel te late en te vroege ochtend-in-november-pasjes op het veld begonnen.

Hij zei er bij: "dat is maar goed ook."

Inderdaad: God hebbe zijn ziel. Als dat eens waar mocht zijn.