donderdag, november 06, 2008

Uitvaart


Maandag belde mijn vriend Robert. Zijn vader, achtentachtig jaar oud, is overleden. Ik heb hem een paar keer meegemaakt, wanneer Robert hem meenam naar de tennisles. Een vriendelijke oude man, geduldig kijkend naar de bomen in het park en naar het gestuntel van de cursisten. Na afloop dronken we een biertje. Vandaag was er uitvaart, merkwaardig en mooi.

Het samenzijn is klein en ongedwongen. De ruimte lijkt een huiskamer; er is een suite-separatie en een open haard die brandt. Links, achter de opengeschoven separatie, staat de open kist. Rechts verzamelt zich een geanimeerd pratend gezelschap.

De familie maakt vanaf de aanvang deel uit van het samenzijn: er is geen afstand tussen de passanten en de groot-verliezers. Dat is wel heel bijzonder. Zodra ik iets begreep van dood heb ik ontzag gehad voor mensen die het al te na kwam. De dood van mijn eigen vader relativeerde dat wel, maar ontzagwekkend bleef de dood. Ons uitvaartritueel erkent ontzag: de directe nabestaanden worden vanaf het begin van de plechtigheid apart gehouden van de passanten. Pas bij de condoleance worden de grenzen voorzichtig verkend en geschonden.

Maar vanmiddag gaat het anders. Zodra ik binnenkom zie ik Robert staan. Ik loop naar hem toe en geef hem een hand en herhaal mijn medeleven. Hij stelt me voor aan zijn zusters. Ze zijn belangstellend en goedlachs.

De vader in zijn kist is heel erg wit en heel erg dood. Hij jaagt geen schrik aan. Hij is dood. Het haardvuur knettert.

Robert spreekt en ontroert. Hij schaamt zich niet voor zijn emotie. Hij toont de viool die hij onlangs heeft gekocht met de gedachte dat hij zou leren spelen om dan bij de uitvaart van zijn vader te kunnen exceleren. Het is te vroeg. Hij strijkt wat snaren aan, nog niet in staat tot melodie. Nu neemt hij les om elke week een uur te kunnen stilstaan bij de gedachte aan zijn vader.

Het is simpel en voldoende.