zondag, mei 31, 2009

Changeling


Changeling is een goede film. Dat kan ook niet anders, want de film is geregisseerd door Clint Eastwood. Clint is op zijn oude dag één van de meest constante en meest interessante regisseurs van, zei ik Hollywood? Changeling is goed maar niet groots, zoals Unforgiven en The bridges of Madison County en A perfect world en Letters from Iwo Jima. Wat maakt die man veel heel erg goede films!

Angelina Jolie is haar zoon kwijt. De politie van LA brengt hem terug, maar hij is het niet. Angelina protesteert, dit is mijn zoon niet. Het is hem wel zegt de politie. Een arts verklaart dat kinderen best opeens tien centimeter kleiner kunnen worden. Tuurlijk. Angelina zeurt door. Wie teveel zeurt wordt opgesloten in het gesticht. Uiteindelijk komt alles goed. Of niet?

Wat de film zo goed maakt is dat we vantevoren weten dat er een waargebeurd verhaal verteld wordt. Een schandalig verhaal. Puntje van je stoel. De film is lang en laat toch veel weg. Weglaten is altijd goed, en Clint heeft het diploma op zak. Om dan toch af en toe gevaarlijk dicht langs de rand van sentiment te scheren. Er langs, het geeft niet, het is lekker.

Wat de film niet groots maakt is dat hij teveel wil. Changeling is een 'period piece', een western, een whodunnit, een tearjerker en een rechtbankfilm. Dat is een beetje veel.

Goeie film.

zaterdag, mei 30, 2009

Blunder


Blunder (de(m);-s) een grove vergissing in woord of daad

Of het een grove vergissing was zal ik nooit weten. We schrijven 1977, de maand heet augustus, de zon schijnt en het land glooit. Waar het Nidderdale uitdooft in de hoge heuvels van Yorkshire ligt het dorpje Lofthouse. Het is idylisch en pittoresk: een winkel is tevens postkantoor en er is één wegwijzer met drie armen. Camping linksaf.
Voorbij de camping, waar de weg ophoudt, ligt een pareltje verborgen. Over een afstand van een paar honderd meter heeft het riviertje uit de heuvels een diepe kloof uitgesleten in de blijkbaar zachte ondergrond. Wild kolkt het water tussen hoge wanden. Je kunt er lopen over smalle paadjes, over een dansende brug en zelfs door een grot met maar één gang. In het donker ga je half bukkend met je zaklantaarn schuin omhoog totdat je opeens uit een gat in een hoger gelegen weiland naar boven komt, tot verbazing van de wandelaars.
Mijn vier medereizigers zijn samen de tweehonderd ruimschoots gepasseerd. Ik ben alleen. Op campings heb ik al snel contact met leeftijdsgenoten. Dit keer is het een Engels jongetje dat vaker in Yorkshire kampeert. We voetballen een beetje en gaan een keer of wat per dag naar de gorge om door de grot te kruipen. En ik leer de woorden die Engelsen echt nooit gebruiken. De jongen heeft een zusje van een jaar of wat jonger. Ik ben zeventien. Zij is, wat zal het zijn? Veertien? Een baby! Wat een leuk meisje is dat.

Ze gaat steeds vaker mee de grot in. Ze wil met me badmintonnen. Campingsport wordt campingliefde, maar dat weet ik dan nog niet. Daar ben ik veel te bleu voor. Ik badminton me suf totdat mijn ouders zeggen dat we de volgende dag opbreken richting York. Ik werp tegen dat ik hier langer wil blijven. We kunnen toch ook een dagtocht maken naar York, je weet toch hoe vervelend die stadscampings zijn. Het helpt allemaal niet. De volgende ochtend gooi ik met de stokken van de voortent. Kleng. Ze komt kijken. Ze zegt: geef me je adres, dan schrijf ik je. Tot mijn verbazing hoor ik mezelf zeggen dat het geen enkele zin heeft omdat ik toch niet terug schrijf. Ze loopt weg. Ik spring van de rots de gorge in, ik jaag een kogel door mijn hoofd, ik verhang me onder de wankelbrug, ik rijd in een Peugeot naar York.

Een jaar later, met een diploma op zak, fiets ik door Yorkshire. De jongens laten zich gewillig meetrekken richting Lofthouse. Daar schijnt een mooie gorge te zijn, als je Blaak mag geloven. Van Pateley Bridge naar Lofthouse is een uurtje fietsen door het smalle dal. Ze is er wel ze is er niet, ze is er wel ze is er niet. Ze komen hier vaker. Ze zal er zijn.

Mijn adres. Meijerswegje in Emmen. Misschien had ik nu in een landhuis gewoond. In Devon of zo. Met een jachthond over de heuvels. In de Jag naar de stad. Natuurlijk zouden haar ouders rijk zijn en geld en land nalaten. Had ik maar dat adres gegeven. Dan zou ik een Engelsman zijn. En dan zou ik me vast ook herinneren hoe ze ook alweer heet.

vrijdag, mei 29, 2009

Weegje


Weegje. Er zijn slechtere straatnamen. Zelf ben ik van een wegje. Ook mooi, Meijerswegje. Weegje is een straat in 's-Gravendeel. Ook niet slecht, 's-Gravendeel. Van 's-Gravenhage naar 's-Gravendeel, dat was het traject dat de ballon Saturnus gisteren aflegde. Drieënveertig kilometer.




Saturnus werd gelanceerd door Andrea, die een beetje schuilt achter de planeet, en Priya. De grote gasbol maakte langzaam hoogte en verdween in rustig tempo richting Dordrecht.





Het lijkt me dat de kans dat één van de acht balonnen in een woonwijk terecht komt al vrij klein is. Misschien vindt een vogelaar over een half jaar een rode flard ballon met een totaal verregend maar nog net leesbaar briefje ergens in de Biesbosch. Misschien ook niet. Laten we met Saturnus maar heel blij zijn.

Jochem S. was zo vriendelijk om me een mailtje te sturen. Saturnus is geland in Weegje te 's-Gravendeel. Bedankt Jochem!

donderdag, mei 28, 2009

Jupiter en zo


Bij La Cantina tekenen we een grote zon in het zand. Een meter in doorsnee. En dan begint het afpassen. Bij elke planeet tekenen we in het zand en laten we een ballon op. De ballonnen zijn terwijl u leest zojuist de Oeral overgestoken. Aan de ballon hangt een briefje met het verzoek aan de vinder om te laten weten waar de ballon zijn tocht beëindigd heeft. Voorbij de Oeral wonen geen mensen die ons verzoek begrijpen. Dat we er nooit meer iets van horen is het bewijs dat ze het gehaald hebben.

Nee, over de grens zal wel niet lukken. De eerste ballon wil helemaal niet omhoog en wordt door de wind vlak over het strand weggeblazen. Als we de enveloppe weglaten en alleen het briefje er aan vastbinden gaat het beter. De ballonnen stijgen langzaam boven de duinenrij uit en verdwijnen in zuidoostelijke richting. We kunnen ze ver nakijken. Nu maar wachten of er mail komt. In het beste geval leidt het project tot een kaart van Nederland waarop een volstrekt vreemde vindplaatskaart van het zonnestelsel is aangebracht.

Terwijl Jupiter net boven de antennes van Radio Scheveningen in de verte verdwijnt bedenk ik het mooiste toeval. De wind blaast de rode ballon in de richting van het Brabantse dorp Chaam. Morgen word ik gebeld door mijn broer Sirtjo. Hij heeft ergens in zijn omvangrijke tuin een verschrompelde ballon gevonden met een briefje er aan vast. Op het briefje staat een telefoonnummer. Sirtjo belt om te vertellen dat Jupiter veilig is aangekomen.

Gedicht van de week XXI


Wie zal de vriend zijn van mijn vriendin,
de baas voor mijn hond, het kind in mijn jeugd,
de oude man bij mijn dood, wie zal dat zijn als
ik het niet ben? Jij? Ach kom, jij bent niets

dan twee ogen, die zien wat ze zien, jij
bent niets dan het uitzicht: een zon schijnt,
de appelboom bloeit, een stoel staat in
het gras; vreugde, verdriet, weet jij veel,

uitzicht. Maar wie zal mijn liefste grijs en
ziek laten worden, er voor zorgen dat de hond
jankt, het kind huilt, en de dood komt? Wie
zal de appelboom laten verkommeren, de stoel
voorgoed laten staan in de regen? Iemand toch
zal toe moeten zien dat alles voorbij gaat.


Rutger Kopland

woensdag, mei 27, 2009

Klaprozen


In het Gemeentemuseum loopt een tentoonstelling waarin werk van schilderende stellen wordt getoond. Een komkommertijdexpositie wat mij betreft. Van een stel is er over het algemeen eentje goed (Kandinsky of zo) en die ander kan er eigenlijk niet zoveel van. Meestal, het spijt me, is de schilder de man. Echt omgekeerd is het alleen in het geval van Otto Modersohn. De enige reden dat Otto vandaag in Den Haag mag hangen is omdat zijn vrouw een fabelachtig goede schilderes was.

Paula Modersohn-Becker zou je met enige fantasie een voorloopster van Marlene Dumas kunnen noemen, maar dan met een breder palet. Zie hoe ze in de klaprozen een moeder met kind neerzet. De liefdevolle aandacht van de moeder is er ondanks een zekere minimale hardheid. Het kind is nog nauwelijks mens. Het heeft een neus en een mond en één oog. En een onbeholpen armpje met een verden van vingertjes. Het is bijna niets. En daardoor helemaal goed.

dinsdag, mei 26, 2009

Sleutels


Hans staat bij het fietsenhok. Hij toont me twee schijnbaar identieke sleutels. Eentje past op het fietsenhok, de ander is een raadsel. Hans vertelt dat hij nu al veertig keer achter elkaar eerst de verkeerde sleutel heeft gepakt. Dat kan toch niet?

Nee, dat kan niet. Als de kans op het pakken van de verkeerde sleutel een half is, is de kans om veertig keer achter elkaar de verkeerde te pakken ongeveer 0,00000000009%.

Hoewel? Niemand is verbaasd als hij eerst twee keer de goede pakt, dan een keer de foute, dan een keer de goede, dan drie keer de foute, dan ..... enzovoorts. Maar de kans op zo'n rij gebeurtenissen is precies net zo groot als de kans op veertig keer een foute.

En toch kan het niet. Er moet een verborgen voorkeur zijn die ervoor zorgt dat de kans op fout veel groter is dan de kans op goed. Of onze rector heeft verborgen krachten waar hij zich nauwelijks van bewust is.

Ach, dat wisten we al.

maandag, mei 25, 2009

Democratie


In a three-page letter dated May 22, 2009, Senator Russell Feingold of Wisconsin politely but firmly drew lines in the sand with President Obama on the issues of military commissions and indefinite detention. Importantly, Feingold called indefinite detention "likely unconstitutional." Feingold, who Chairs the Senate Judiciary Subcommittee on the Constitution, also gave the Obama administration notice that his subcommittee will hold June hearings on these issues and asked the administration to "make a top official or officials from the Department of Justice available to testify." Feingold recognized that Obama's views are not fully formed on these issues but "it is important to begin this discussion immediately, before you reach a final decision."

Goed zo. En nu hou ik er over op. Overigens, dit is mijn duizendste blog.

zondag, mei 24, 2009

Beeldvorming


President Barack Obama bends over so the son of a White House staff member can pat his head during a family visit to the Oval Office May 8, 2009. The youngster wanted to see if the President's haircut felt like his own. (Official White House Photo by Pete Souza)

Prolonged detention



Ja, de glans is er wel van af, zoals verwacht. Er zijn gegronde redenen voor Obama om te doen wat hij doet. Het doet er uiteindelijk niet toe. Hij is een specialist op het gebied van constitutionele zaken. Hij weet beter dan dit. Wel %&**)##@ nog aan toe, maak blunders op een ander gebied, maar niet hier. Bah! Ook al kan het niet anders, het kan wel anders.

Parasieten


De man in de rolstoel zit verbeten te bidden, telkens half opspringend om met zijn armen hoog boven zijn hoofd in de handen te klappen. Steeds harder valt hij terug in zijn stoel. Heer in de hemel, help! Centraal achterin ligt de man met het groene sportbroekje in de armen van de oude man, het hoofd achterover, de armen en benen bevroren als was hij van steen. De beide vrouwen staan of zitten stil, elders, weg van de mannen. Het is een prachtig toneelbeeld.

Maar met prachtig spel en mooie beelden maak je nog geen goed stuk, als ik zo vrij mag zijn. Ons was een verpletterende ervaring beloofd die nog lang zou nazingen. Zoiets als Hedda Gabler dus, eind vorig jaar. Maar Parasieten kan geen samenhangende indruk achterlaten. Het eten van slangen en vertrappen van jonge poesjes is zonder context niet grappig maar ook niet schokkend. Het blijft bij zeer krachtig spel in af en toe heel mooie beelden zonder verband. Een half uur voordat het over is zat ik me al af te vragen hoe je een verhaal dat geen verhaal is moet beëindigen. Als dat na een aantal gemiste kansen opeens vrij effectief gebeurt worden we ook daar eigenlijk niet warm of koud van. Het is afgelopen.

zaterdag, mei 23, 2009

De vijand


Ik heb de vijand verslagen. Dankzij Paul en Wouter ging ik vanmiddag voor het eerst dit seizoen de wei in, de tas over de schouder. En nu heb ik de vijand verslagen.

Ockenburg lag er prachtig bij, zonovergoten en onberispelijk gemanicuurd. De eerste negen holes gingen heel aardig. Op de vijand ging de eerste klap nogal verkeerd, maar daarna liep alles en kon een zes in de boeken. Niet slecht. De back nine begon rommelig, met succes op 10 en 12 en diepe schaamte op 11 en 13. En dan komt 14. En 14 is gewoon 5 nog een keer. De vijand overnieuw.

De eerste slag, een op zich heel mooi geraakte ijzer vijf, vloog rechts een boom in. De tweede, een pitching wedge, bracht me op de fairway, een meter of veertig verderop. Met de derde slag, een ijzer zeven, lag ik precies midden op de green.

Pardon? U zei?

Met de derde slag lag ik precies midden op de green.

Hé, dat verstond ik zonet ook.

Twee putts.
Klaar.
Een vijf.

Met een beter geslaagd teeshot kan het dus in vier.
Dat is par.

Hoezo vijand?

Vijf


Vannacht heb ik mijn droomauto gekocht. Een vijf uit achtennegentig. De vijf was de onbetwiste meester. De firma Mercedes heeft er vijf (!) jaar over gedaan om met hun E hetzelfde niveau te bereiken. De vijf van de late jaren negentig was een verbetering ten opzichtte van de al zeer voortreffelijke voorganger van de vroege jaren negentig. Met een licht en geheel uit aluminium opgetrokken chassis wist de fabrikant een ongekende stijfheid te bereiken. Het weggedrag is navenant. Ook de cw-waarde was ongekend, waardoor de grote bolide veel minder slurpt dan gedacht. De oude vijf is een betere auto dan de nieuwe vijf. En hij (nee, sorry dames, dit is echt geen zij, dit is heel erg hij) is tegenwoordig te koop voor een paar duizend euri. Met tweehonderdduizend op de teller. Een schijntje.

Vannacht heb ik mijn droomauto gekocht. Een vijf uit achtennegentig. Michiel reed. Hij vindt de BMW een pooierbak, maar moest toegeven dat het wel heel goed en comfortabel reed allemaal. Het duurde niet lang voordat we moesten tanken, Ik ging afrekenen. Tevergeefs.

Geen saldo.

vrijdag, mei 22, 2009

Hemelvaart


Het zal wel toeval zijn, maar gisteravond moest ik denken aan de maanwandelaars. Er zijn vierentwintig mensen, allen man en Amerikaan, die aan de aantrekkingskracht van de aarde zijn ontsnapt. Twaalf van hen wandelden op de maan. Deze twaalf zijn allemaal geboren in de eerste helft van de jaren dertig en er leven er nog negen. Gezonde jongens. De bekendste heet Neil Armstrong, want hij was de eerste. De meest recente stap mag ook wel eens vermeld; die is van Gene Cernan, die tijdens de arbeid in die dikke witte pakken samen met zijn metgezel Jack Schmitt een duet zong: I was strolling on the moon one day.

Je zou verwachten dat die reizigers allemaal zwaar depressief aan de drank zouden raken. Wat moet je op aarde als je ten hemel gevaren bent? Het schijnt dat de tweede man op de maan, Buzz Aldrin, zich inderdaad een tijd verdronk om er daarna weer fris van de lever tegenaan te gaan. Maar over het algemeen gaat het ze zeer goed, die wandelaars. Ze zijn destijds vooral geselecteerd op hun stabiliteit. Betrouwbare saaie types. U en ik zouden er volstrekt aan onderdoor gaan, zo'n hemelvaart.

Vicky Cristina Barcelona


Als je iets zinnigs wilt lezen over de laatste Woody Allen, lees dan dit maar:

No matter what you end up thinking about "Vicky Cristina Barcelona," even if you lose patience with its travelogue cinematography and its voyeuristic approach to its young actresses, it is hard not to be entertained by the Oscar-winning Bardem, who eats this role up like it was a hot fudge sundae. Looking every inch the smoldering Latin lover, he is having the time of his life inhabiting a Valentino stereotype at the complete opposite end of the spectrum from his psychotic killer in "No Country for Old Men." In fact, Bardem's performance is so good it tends to mask how lacking much of what surrounds it is.

As the relationship among these three gets increasingly complicated, the ex-wife reenters the scene, and Cruz does vivid work as well as Maria Elena, the Queen of Mood Swings, a woman who never met a tantrum she didn't like.

Faring far less well are the other two women in the cast, both prisoners to varying degrees of Allen's weaknesses. The gifted Hall, British and with considerable stage experience, manages to at least hold her own, but Johansson's connection with Allen -- this is their third film together -- has not done her any favors.

That's because Allen's films have become increasingly underwritten and indifferently directed. "Vicky Cristina Barcelona" remains half-formed from beginning to end, sullenly refusing to resolve in any satisfactory way and getting increasingly sour and misanthropic without offering anything that even resembles a perceptive glimpse into human behavior. There is nothing wrong with Allen's determination to mix humor and drama, it's simply too bad he's not getting better at it.


(Kenneth Turan, in de Los Angeles Times)

Zo is het precies. Mij vielen overigens vooral de scenes op waarin Allen probeert om Rohmer of Truffaut na te doen. Vooral Truffaut, met die uit Jules et Jim gejatte fietsscenes. Maar Allen is geen Rohmer en geen Truffaut. Woody Allen moet Manhattan-films maken. Geen Franse films, want dat kan hij domweg niet.

donderdag, mei 21, 2009

Merkintöjä


Hoeveel boeken uit Finland heeft u in huis, in het Fins? Ik ken nog twee woorden Fins: woi woi suapoika. Dat betekent zoiets als: foei jongen! Overgebleven van een vakantie aldaar in de late jaren zestig van de vorige eeuw. Was ik stout?

Van Hannu H. kreeg ik een uitgave toegestuurd van Bressons aantekeningen over de cinematografie in het Fins. Eindelijk is er een Fins boek in mijn bezit. Af en toe snap ik een woord, zoals Mozartin, of Bressonista. En er is een bibliografie waar ik fijn uit kan overschrijven voor de grote Bresson-bibliografie.

Het boekje heeft een prachtige omslag: een groot wit vel met centraal in het midden de handtekening van de meester. Verder niets. Niets dat verraadt dat het hier al snel om een volstrekt onleesbaar boek zal gaan. Maar sla het ergens open (op pagina 9 bv.) en je leest:

erikoislaatuisuutensa ja muodostavat dialektisenvuorovaikutussuhteen.

Je kunt zeggen wat je wilt, maar ze snappen het wel, daar in Finland. Ik zeg ook ja. En dialektisenvuorovaikutussuhteen.

woensdag, mei 20, 2009

Blunder


Al dagen worden we lastiggevallen door een even vastberaden als bijtgrage vijfdeklasser die onze grootste blunder wil noteren. We hebben het er maar moeilijk mee. Zoals een niet nader te noemen collega vandaag opmerkte: "Ja, mijn huwelijk, maar dat ga je toch niet in de schoolkrant zetten!"

Blunders ter publicatie. Volgens mijn woordenboek is een blunder een domme fout of een grove miskleun. Daar gaapt nog wel wat licht tussen; domme fouten maak ik elke dag. Grove miskleunen ook? Mwah. Eens per maand roept een brugklasser tegen me, als ik weer eens een dom rekenfoutje heb gemaakt, of opbiecht dat ik ook niet weet hoeveel zeven keer acht is: "en dat noemt zich wiskundeleraar." Vreemd genoeg altijd in die bewoordingen: "en dat noemt zich ..."

Bij een grove miskleun moet je toch op zijn minst schade berokkenen aan anderen. Ik houd mijn mond. Ik verzin wel iets schattigs voor in de schoolkrant. Een variant van zoekt naar het paard en zit er op. En verder heeft niemand er een moer mee te maken. Ik bedoel, ik ben toch geen exhibitionist! Ik heb geen blog of zo!

maandag, mei 18, 2009

Krimp


Als de tijd steeds sneller gaat kan de ruimte niet achterblijven. Wat doet de ruimte met de tijd? Of beter: wat doet de tijd met ruimte?

Vroeger speelde ik vaak bij Karel thuis. Zijn ouders dreven een winkel in alles wat met slapen te maken heeft. In het huis boven de winkel waren achter de slaapkamers een soort kruipruimtes. Vanuit één van die halfhoge gangen kon je zelfs een balk bekruipen die over het systeemplafond boven de winkel liep. Door kleine openingen in het plafond konden we de klanten inspecteren. Hele grote ratten waren we, op het plafond.

Piepklein waren we nog. In de tuin maakten we op zaterdag steevast een stad van alle dozen uit de winkel. Als we waren uitgespeeld met de autootjes in het zand van de stad ging de fik er in, soms met dinkey-toys en al. De tuin was immens en bood plaats aan verschillende buitenlanden waar avontuur was. We bouwden auto's en boten en hadden een hut.

Na de lagere school verloor ik Karel uit het oog. Jaren later ben ik nog één keer terug geweest in het huis. Boven moest ik bukken.

Tijd gaat sneller, ruimte krimpt.

zondag, mei 17, 2009

World of shoes


Van de onvolprezen blog Strange Maps komt dit kleinood. Een wereldkaart in schoeisel. Rusland samengevat in twee bontlaarzen. India een frivoliteit. En Europa is een hele oude schoen. Spanje breekt er dadelijk af en Italië is een overspannen veter. Aan de overkant van de plas wonen de cowboys.

zaterdag, mei 16, 2009

Lientje


We hebben een klein wit hondje op bezoek. In kleine kring is Lientje, zo heet ze, een wereldberoemd filmactrice. In het prachtwerk De Filosoof speelt ze een cruciale rol. Lientje zelf weet van niets. Lientjes baas, die in het genoemde cinematografisch meesterwerk de titelrol op zich nam, is de klassieke stem van his masters voice. Her master dan. Lientje zit aan zijn voeten met het hoofd licht gedraaid omhoog te kijken. Vanwaar zal mijn hulp komen? Van boven, altijd van boven, als je een klein hondje bent.

vrijdag, mei 15, 2009

Le petit prince a dit


Violette, tien jaar en te dik volgens haar gescheiden ouders, blijkt een kwaadaardige tumor in haar hoofd te hebben. Haar vader ontvoert haar uit het ziekenhuis en samen maken ze een laatste tocht, over de bergen naar Milaan, naar de zee, en uiteindelijk naar het buitenhuis in Frankrijk waar ook moeder en de vriendin van vader blijken te zijn. Onderweg vergeet vader zijn horloge, maar Violette vindt een hond, die soms luistert naar de naam ‘Le chien’. Aan het eind is Violette erg moe en gaat slapen, voorgoed lijkt het. Een film over leven, liefde en dood. Dat zijn grote woorden, maar niets in deze film is te groot, of te sentimenteel. Het meisje dat gaat sterven hoef je niets uit te leggen over leven en dood, want ze heeft boven op het gebergte tussen Zwitserland en Italië eigenlijk allang begrepen waar haar grens ligt. Iets met een vlinder en kunnen vliegen. Dat wij daar, dankzij de muziek van Ravel, een beetje om moeten huilen is niet erg. Violette huilt niet, zij heeft een vlinder gezien en een naar olie stinkende hond gered, en als de vriendin van haar vader een gezonde salade maakt waar ze zeker niet nog dikker van zal worden, gaat haar moeder bananen bakken.
‘Le petit prince a dit’ is één van die zeldzame films die echt waar lijken te zijn. Een film over echte mensen, met echte vreugde en echt verdriet. Violette gaat dood, en toch is haar verhaal ook een vrolijk verhaal, waarin vader boven op de rem gaat staan als in het liedje dat ze samen in de auto zingen het woord ‘stop’ voorkomt. Een film als het leven zelf. Waarom verschijnt zoiets niet op dvd?

donderdag, mei 14, 2009

Bromvlieg


Een grote zwarte bromvlieg zwalkt stuurloos door het huis. Van achter naar voren, wanhopig dansend langs het voorraam, en weer terug, van voren naar achteren. De vlieg is te groot en hij maakt veel te veel lawaai. Eigenlijk moet de vlieg dood. Ik rol een krant op, voor het geval dat. Het geval doet het niet. De vlieg blijft buiten bereik veel te dichtbij. Hij komt nu zelfs kijken wat ik over hem aan het schrijven ben. Donder op!

Opeens moet ik aan H.G. Wells denken. Wordt Wells nog wel gelezen? Vroeger verslond ik het. Ik herinner me het verhaal getiteld The new accelarator, waarin een wereldvreemde professor een middel had gevonden dat de persoon die het dronk voor korte tijd een enorme versnelling gaf. Een soort omgekeerde Vasalis: Ik droomde dat ik heel snel leefde.

Als je zelf heel snel bent is alles heel traag. Het vangen van een bromvlieg is een fluitje van een cent geworden. Je kunt het beest in volle vlucht alle vleugels van het lijfje rukken. Ben je vredelievender aangelegd dan neem je een jampotje om de vlieg liefdevol in op te vangen. Dekseltje er op en buiten vrijlaten.

In het verhaal gaat het natuurlijk mis en dat moet ook. Het jongetje van zestig dat de versneller verzint is tevens het jongetje van zes dat er kattekwaad mee uithaalt. Honden vliegen door de lucht om in de schoot van dikke dames te eindigen.

Wie.. ik?

Gedicht van de week XX

Zwart wint in 39 zetten.



K. Schippers

dinsdag, mei 12, 2009

Stellet Licht

Natuurlijk is Stellet Licht vergeleken met Bresson, Bergman en Dreyer. Maar de religie die vlak onder de oppervlakte ligt komt nergens echt boven. Het is niet zozeer religie waar het over gaat. Het gaat over mensen. Het gaat in film zelden zo echt over mensen als in Stellet Licht.

Daarom is het meer Tarkovsky dan al die anderen, die gestrengen. Voller, ondanks de leegte van de vertelling en de woestijn. Kijk naar de prachtige scene waarin de familie een gezamenlijk bad neemt:




Als dit geen prototypisch Tarkovsky-beeld is! De herinnering aan de jeugd is er één van raadsel en geluk. Er was aarde en vuur en lucht en vooral water:




Stellet Licht zet mensen in ruimte. Dat klinkt vroom en flauw, maar uiteindelijk is het wat film is, wat film moet doen. Mensen in ruimte, niet meer, vooral niet meer. Het is te vaak meer. Film is dans en architectuur. Een verhaal is niet nodig. Poëzie wordt het vanzelf.

Stellet Licht is het zeldzaam soort film dat je op afstand houdt en zodoende het hart doorboort.

maandag, mei 11, 2009

Excuse me


Willem deed vandaag weer eens de supervoorbeeldige leerling. Ik vroeg hem te poseren. Dat wilde Willem wel, want zo is hij, vriendelijk en behulpzaam. De rest van de klas dook ijlings weg. Niet op de foto!

Het vingertje van Willem deed me hardop lachen. Ik vertelde de klas waarom: Jaren geleden was ik in een Engels winkelcentrum. Er was een Punch and Judy, een poppenkast, met de Engelse variant van Jan Klaassen en Katrijn. De traditie wil dat het voor de poppenkast verzamelde grut Jan Klaassen waarschuwt als er van achteren met knuppels geslagen gaat worden: "Pas op, achter je!"

Zo ook hier. Tientallen vier-, vijf- en zesjarigen riepen om het hardst naar de poppenkast. Middenin de meute zat een extra welopgevoed meisje met haar vinger omhoog. Zij riep ook:

Excuse me! Excuse me!

zondag, mei 10, 2009

Helikopter


Na de enerverende en terecht verloren wedstrijd tegen de dappere strijders uit Limbabwe landde er een helikopter in de Kuip. Niet om de gewonden af te voeren, maar om de verzorger van de gewonden mee te nemen. Het was een leuk idee en een beetje over de top allemaal. Het hart klapte voor Gerard Meijer de handen blauw, zijn halve eeuw mister Feyenoord beslaat mijn hele leven, maar met de warmte kwam ook de gene.

Wat is dat toch? Je wilt heel echt heel heel dankbaar zijn en dan geef je zo'n man een tribune en een lied van de kraandrijver zelf en een aftocht per helikopter en dan ook nog een reischeque van duizend euri. Wat? Duizend euri. Voor hem en zijn vrouw. Nou, erheen vliegen en dan maar gauw weer terug.

Heeft Gerard al een lintje? Of doet de majesteit niet aan Feyenoord?

zaterdag, mei 09, 2009

Ford Granada


Eerder schreef ik al over de banaan die mijn vader kocht in 1963. We hadden een auto! Ik was drie. Mijn broer Jaap studeerde in Amsterdam. We haalden hem van het station. Ik mocht niks verklappen. Zodra mijn broer in beeld schoof riep ik dat we een auto hadden. Gelukkig geloofde hij me niet. Het was waarschijnlijk ook te buitenissig; wij, een auto.

Later kocht mijn vader de opvolgers van de banaan, de Ford Taunus 17M, eerst een rode (een P5), daarna een witte (een P7). Na de Ford Taunus schakelde mijn vader over op de Peugeot 405, de meest tijdloze auto ooit gemaakt. Ik heb in die auto leren rijden, op zondagmiddagen op het verlaten industrieterrein. De Peugeot was een prachtige auto. Maar als mijn vader trouw was gebleven aan Garagebedrijf Thedinga, dan had ik mogen rijden in een Granada. De Granada was zonder twijfel de opwindenste auto op de weg. Hij figureerde in Engelse politieseries en in Suske en Wiske. Waarom mijn vader van de Ford afstapte? Ruzie met de garage? Jammer. Wat had ik graag in deze auto willen rijden.

vrijdag, mei 08, 2009

Priemwoestijnen


Aan het begin van de getallenrij komen de priemgetallen met grote regelmaat voorbij: 2,3,5,7,11,13,17,19,23. Van de eerste 25 getallen zijn er 9 priem. Naarmate je verder gaat worden de gaten tussen de priemgetallen groter. Het eerste gat, 1 even daargelaten omdat het geen echt gat is, is 4, en is dus slechts één groot. Het derde gat, tussen 7 en 11 heeft al een omvang van 3, en de andere gaten in dit rijtje hebben ook steeds grootte 1 of 3. Worden ze wel echt groter? Waar komt het eerste gat van 4? Even verder dan maar met ons rijtje priemgetallen: 23, 29, ho stop. Meteen een gat van 5!

Zijn er ook gaten die groter zijn dan vijf? Laten we de gaten nu ze groter dreigen te worden maar woestijnen noemen, priemwoestijnen. Is er een priemwoestijn groter dan vijf? We vermoeden natuurlijk van wel, en er is er ook wel snel één te vinden door gewoon door te gaan op dezelfde weg.

Maar er is ook een trucje om er één te maken. Een priemwoestijn met een minimale grootte van 6 is snel te vinden op de volgende manier: vermenigvuldig de eerste zes getallen, gerekend vanaf 2, met elkaar en tel er 1 bij op. Dat zou best een priemgetal kunnen zijn, maar het hoeft niet. Tel nu bij het gevonden product niet 1 maar 2 op. Dat is zeker geen priemgetal, want het product heb ik gemaakt door iets anders met 2 te vermenigvuldigen, dat is dus deelbaar door 2, en als ik daar 2 bij op tel is het resultaat ook weer deelbaar door 2. Tel er nu eens 3 bij op. Het product heb ik gemaakt door iets anders met 3 te vermenigvuldigen, en als ik daar 3 bij op tel heb ik opnieuw een drievoud. Weer geheid niet priem. Tel er 4,5,6 of 7 bij op, en de redenering gaat opnieuw op. Maar dat betekent dat ik een rij van 6 opeenvolgende getallen heb gemaakt waar niet één priemgetal bijzit.

Even narekenen: 2x3x4x5x6x7=5040. Dat betekent dat in het rijtje 5042,5043,5044,5045,5046,5047 geen priemgetal voorkomt. Even kijken, ja klopt! Hoe zie ik dat zo snel? Dat zie ik helemaal niet zo snel, hoewel het in dit voorbeeld erg meevalt om in te zien dat 5043 en 5047 inderdaad niet priem zijn. Sterker nog: ik controleer het helemaal niet, want ik weet zeker dat mijn redenering klopt, en die zekerheid is sterker dan de zekerheid van de controle. We hebben nu een priemwoestijn met grootte 6 gemaakt.

Bestaat er ook een priemwoestijn met grootte 6 miljard? Ja, en we weten nu hoe we hem kunnen vinden, tenminste, in theorie. Het enige probleem is dat we hem in de praktijk eigenlijk niet kunnen vinden, want zo goed zijn onze computers nog niet. Maar hij is er wel! Er bestaan willekeurig grote priemwoestijnen, en dat weten we zeker, ook al kunnen we niet uitrekenen waar zo’n woestijn begint.

Maken wij wiskunde, of ontdekken wij wiskunde? Het laatste zou ik zeggen.

donderdag, mei 07, 2009

Niels blogt


Niels, mijn neef van achtendertig, heeft al maanden lang een blog. Ik wist dat niet. Niels is een bescheiden mens.

Ik heb een link toegevoegd naar de blogs, meervoud, want het zijn er drie. De belangrijkste is de blog met de titel remkabel. Als je hiernaast op Niels' blogs klikt en vervolgens op remkabel ben je er.

Op remkabel staat vooral kunst die Niels opvallend vindt. Zie de foto. Zelf maakt hij eigenzinnig werk met een verfrissend gebrek aan pretentie en gedoe. Niels houdt niet van pretentie en gedoe. Waar zijn grote talent vandaan komt is een raadsel. In ons gezin is mijn broer Sirtjo de kunstenaar, ook zo'n onverklaarbaar talent. Jaap, de vader van Niels, speelt verdienstelijk blokfluit en regisseert toneel op niveau, maar met beeldende kunst heeft hij eigenlijk helemaal niets. Is er een geheim talent van een verre voorvader dat via zelden aangename wegen en spoorbanen in weinigen toeslaat?

Hoe het ook zij, in Niels slaat het toe. Het wordt tijd dat hij ontdekt wordt. Dat ik binnenkort kan zeggen: "Ja, ik was dit weekeinde nog even in New York, bij een vernissage van mijn neef."

Gedicht van de week XIX



Poëzie is een vernielende kracht


Dit is wat ellende is,
Een hart dat niets bezit.
Het is iets bezitten of niets.

Dit is iets om te bezitten,
Een leeuw, een stier in je borst;
Je voelt hoe het daar klopt.

Corazon, moedige hond,
Jonge os, krompotige beer;
Geen speeksel proef je - bloed.

Je bent als een man
In het lijf van een hevig beest.
Zijn spieren zijn jouw spieren.

De leeuw slaapt in de zon.
Zijn neus rust op zijn klauw.
Hij doodt als hij wil een man.


Wallace Stevens

(vertaald door Gerrit Kouwenaar)

woensdag, mei 06, 2009

Impampie


Spittend en wiedend en wroetend in de tuin stuit ik op een wereld van impampies en pioters.
De impampies zijn kleiner dan een halve centimeter en volstrekt onschuldig. Die laat ik met plezier van hand tot hand lopen. De pioters zijn alle beesten die groter zijn. Tegen de pioters heb ik stevige werkhandschoenen. Een duizendpoot is een afschuwwekkend voorbeeld van een stevige pioter. Het zilvervisje op de foto is klein genoeg om de titel impampie te mogen dragen.

Mooi hè, impampies en pioters! Ik heb deze woorden al een half leven of meer en ik ben één van de zeer weinigen. Mijn overgrootmoeder van moeders moederskant heeft ze niet bedacht, maar wel hun eigenlijke streng geheime betekenis gegeven. Kiek toch ains wat'n leutje impampie

Volgens het woordenboek is een impampie eigenlijk een himphamp, een werktuig om een lat in de wieken van een molen te drijven. In overdrachtelijke zin wordt het ook gebruikt voor een lange slungel. Een pioter is een luis, eveneens overdrachtelijk gebruikt voor een afwijkend manspersoon.

Het woordenboek snapt er niets van. Niet verder vertellen hoor.

dinsdag, mei 05, 2009

Oor


Terwijl de twijfel over het oor van Van Gogh internationaal toeslaat zit ik video te monteren. Hoe toepasselijk. Doof monteren moet echt een zegen zijn. Een kleine asynchroniciteit in het beeld levert een kort drempeltje in de verder spekgladde beweging. Dat ben je zo vergeten, klein gevalletje oeps en verder en vooruit maar weer. Maar monteer het geluid een fractie verkeerd en alles staat zolang het shot duurt gruwelijk out of sync. Knarsetandend ongemak is uw deel.

Ooit schreef Hugo BC onder één of ander pseudoniem over het verschil tussen oog en oor. Over wat een dwingeland het oor eigenlijk is. Je kunt wegkijken, maar niet weghoren. Hugo heeft gelijk: Je ogen uitsteken omdat je niet wilt zien is een overbodige pedante manier van overreageren. Je oor afsnijden daarentegen!

Ik denk dat hij het gewoon zelf deed. Tegen de stemmen in het hoofd. En die gingen gewoon door.

Dijkweggetje bij nacht


André reed in mijn auto over een dijkje ergens in Groningen. Een kleine Hyundai, iets dergelijks was het. We stopten om van een uitzicht te genieten dat vrij vervelend was. André liet de motor van de Hyundai lopen. Hij was eigenlijk op de fiets. Er kwam een oudere mevrouw aanlopen die in een klein autootje stapte en wegreed.

We stonden op het kruispunt waar het dijkweggetje op de iets grotere doorgaande weg uitkwam. André reed weg op zijn fiets. Terwijl ik terugliep naar de auto passeerde de mevrouw. Ik zag het te laat. De mevrouw reed in mijn auto. Op de dijk stond haar kleine Fiat, waar ik geen sleutel van had.

In de boerderij bij het kruispunt mocht ik bellen. André nam op en wist waar de mevrouw woonde. In het telefoonboek kon ik de naam niet lezen. Ik liep naar buiten en belde met de mevrouw. Ja, ze had het gemerkt. We spraken af dat ik naar haar toe zou komen om het op te lossen. Ik liep terug naar de boerderij. Het gezin zat buiten. Ik liep om het huis heen om te vertellen dat het gelukt was. De boerin glimlachte vriendelijk. Een zoon van een jaar of veertien gaf me een hand en wilde me de vers omgespitte tuin in duwen. Ik hield zijn hand vast en hij trok me lachend weer terug het betegelde terras op. In de tuin stond opeens nog een zoon. Een zwart uitgedoste plattelandspunker. Hij keek me aan en zei dat hij later angstaanjagend wilde worden. Ik dacht: "Dat gaat jou niet lukken." Ik zei niets.

maandag, mei 04, 2009

Johnny Cash


Prachtige documentaire op de BBC over Johnny Cash. Dat ze hem er bij CBS uitschopten, samen met Miles Davis. Voor Cash pakte het geweldig uit; hij kwam onder de hoede van de in rap gespecialiseerde Rick Rubin die hem introduceerde bij een jong publiek. Cash werd cool, hoewel zijn dochter vindt dat Cash het cool-zijn zelf allang had uitgevonden. De anderen moesten er alleen nog even achter komen. Lief.

Er zat in de film één korte clip uit de video bij het nummer Delia's gone. Ik viel van mijn stoel van verbazing zo tegen het plafond. Daar, in twintig seconden, trok bijna de hele Kill Bill voorbij. Dat waar Tarantino ruim vier uur voor nodig heeft doet Johnny Cash binnen een minuut. Ik overdrijf.

En dan de clip van het nummer Hurt, waarin hij zijn dood aankondigt. I hurt myself today to see if I still feel. De linkerhand slaat op de piano, verwrongen, oud. Beelden uit een leven trekken voorbij. Aan het eind doen de oude handen de piano dicht, strelen liefdevol de gesloten klep en gaan naar zwart.

zondag, mei 03, 2009

Atonement revisited


Na bijna een jaar de film Atonement herzien. Het blijft verrukkelijk ontroerend met de adembenemende sequentie op het strand van Duinkerken als hoogtepunt; zes minuten lang draait en pant en tilt en doet de camera wat eigenlijk niet kan en alles klopt.

Maar wat me vandaag opviel waren twee dingen waarvan ik me afvraag of ik ze de eerste keer wel zag. Ik weet niet of er eerder zo duidelijk binnen het raamwerk van een fictieve vertelling zo expliciet fictieve personages zijn vertoond. Fictieve fictie heft zichzelf niet op, zo blijkt. Het ontroert wel zeer. Maar dat zegt in mijn geval zo goed als niets; ik hield het vroeger bij de Flying Doctors al niet droog.

Het tweede is gezeur in de marge, kommagedoe, en dus van grootste importantie. Er is een scene waarin de door het lot wreed gescheiden geliefden elkaar terugvinden in een restaurant. Ze hebben elkaar twee jaar niet gezien en voordien ook slechts half bemind, een halve keer. Hun handen liggen op het tafeltje dicht bij elkaar, een beetje onscherp. Voor in beeld zien we zijn linkerhand die met een lepelte in een kopje koffie roert. Op de achtergrond zien we hoe zij haar linkerhand op zijn rechterhand legt. Even vertraagt het roeren van de hand die roert. Het woordspel roeren - beroeren werkt voor mijn gevoel in het Engels ook.

Het is mooi en subtiel en bijna Bresson, emotie teruggebracht tot het tempo van het roeren in een kopje koffie, een bijna onzichtbare pars-pro-toto, maar het kan nog veel strenger en onzichtbaarder. Bresson zou er twee shots van maken, eentje waarin handen elkaar niet raken en vervolgens eentje met alleen de hand die tijdens het roeren even vertraagt. Het verchiil lijkt futiel maar is levensgroot. Bij Bresson zou je het aanraken niet zien. Je zou het als toeschouwer zelf maken. Het zou er nog heviger zijn.

(De foto is uit Bresson's Au hasard Balthasar)

zaterdag, mei 02, 2009

Lonicera periclymenum


Ik denk dat er drie soorten tuinbezitters zijn:

1. Mensen zonder tuin. Dit is de gelukkigste soort. Mensen die fluitend aan elk tuincentrum voorbij kunnen fietsen.

2. Mensen met een tuin die het leuk vinden om een tuin te hebben. Deze soort zou ook dolgraag fluitend voorbij fietsen, maar ja, de tuin roept. De buren kijken. Een tuin hebben is een tuin bewerken. Zitten in de tuin is een feestje, maar werken in de tuin is het ergste wat er is. Dit type ken ik vrij goed.

3. Mensen met een tuin die graag in de tuin werken. Er gaat niets boven een bezoek aan het tuincentrum. De hele dag trekken ze er voor uit. Gewoon net als iedereen een Mavo-diploma, maar een partij Latijn dat ze beheersen!

Ik ben bang dat ik in de evolutie na een langdurige fase als type 1 en een twee-jarige fase als verbeten type 2 misschien toch heel voorzichtig uiterst langzaam toebeweeg (lelijk woord) naar type 3. Het zal me toch niet gebeuren.

Ja, ik ben bang van wel.

Vandaag kochten we in het tuincentrum, ik was in een tuincentrum, ik zeg het nog een keer: ik was in een tuincentrum, kochten we in het tuincentrum, ja, in het tuincentrum, een drietal planten van het type kamperfoelie. We hebben ze tegen de schutting geplant, bij de staanders, om het slordige schroefwerk wat te verhullen.

Gras in de tuin en borders. Nee, Edmund, geen vijver. Een zitje achterin waar de zon het eerst komt. Morgen weer verder met het voorbereiden van de tuin voor het grote gras- en terraswerk. Ik heb er zin in!

Pardon?

Allan Pettersson


Eerder, in 2007, schreef ik dit:

Schrijven over muziek is een hachelijke zaak. Bij beeldende kunst of poëzie kan je nog verwijzen naar dit shot, deze regel, of die kleur. Bij muziek past zwijgen. Ik weet eigenlijk niets van muziek.
Al jaren ben ik een hartstochtelijk liefhebber van de symfonieën van Allan Pettersson. Pettersson leed bijna voortdurend pijn, vanwege een zeldzame reumatische aandoening, en de pijn is terug te vinden in de muziek. De muziek is schrijnend en zeldzaam echt en authentiek. En nergens mee te vergelijken.
In Zweden heeft Pettersson inmiddels wel status gekregen en wordt zijn werk met enige regelmaat uitgevoerd. In de rest van de wereld blijft hij een grote onbekende, ondanks de Duitse opnames van zijn verzamelde werk. Ten onrechte. Vooral de symfonieën zes tot en met negen behoren tot het beste dat de twintigste eeuw heeft voortgebracht. En dan heb ik het tweede vioolconcert nog niet eens genoemd. En de Barrevoetsliederen. Leek het maar ergens op, dan werd het wel uitgevoerd. Maar het lijkt nergens op. Het is geweldig.


Nu, terwijl de buren vervelende muziek draaien op een te luidruchtig feestje, draai ik op de koptelefoon de achtste symfonie. Het werk bestaat formeel uit twee delen maar is eigenlijk één lange melodische lijn. Onmelodisch voor ongewende oren. Het is van een hemeltergende pracht, klagend, dwingend, zeurend, bijtend. Allan Pettersson. Laten we zijn naam elk jaar maar een keer herhalen.

vrijdag, mei 01, 2009

Kruispunt


Bij de tijdschriftenwand in de supermarkt staat een man met een krant. Een man met mogelijkheden. Hij praat in zichzelf en zegt steeds hetzelfde: "Vijf doden. Vijf doden. Vijf doden. Vijf doden. Een man, een vrouw, drie kinderen. Vijf doden." De man maakt er een gezin van. Op de voorpagina van het Parool in zijn hand staat de kop: "Zes doden bij aanslag op Oranjes." Telt de man de overleden verdachte niet mee? "Vijf doden. Vijf doden. Vijf doden, een man, een vrouw en drie kinderen. Vijf doden. Vijf doden." Als ik heb afgerekend staat hij er nog te prevelen. Op teletekst is een uur of twee geleden dode nummer zeven al geteld.

Bij het huis van de overleden ex-verdachte legt een vrouw een bloem neer. Voor de familie. Er is een familie die rouwt en die door iedereen vergeten wordt. De bloem is even snel verwijderd als gelegd, verwijderd door een onbekende dorpshand. Zoals de burgemeester zegt: "Het was een inwoner van Huissen, maar ik kan gelukkig zeggen dat het geen Huissenaar was." Niet van ons. Liever geen bloemen.

Karst T. uit Huissen deed wat sinds Balthasar Gerards niemand deed. Op de moord op de vorst stond vroeger een uitzonderlijke straf. Karst voltrok de straf aan zichzelf voor hij zijn daad kon voltooien. Op een kruispunt executeerde hij zichzelf. En zes onschuldigen.

Vierendelen.

Manshoog


Wat is ie hoog, zegt de vriend van de buurvrouw. Ja, brutaal ik terug, ik ben ook heel hoog en ik wil jou niet zien. Hij kan er wel om lachen. Volgens Willemijn is de schutting een architectonisch welhaast onontkoombare voortzetting van de lange lijnen in huis. De boekenkasten zetten zich als het ware voort in de horizontalen van de schutting, zodat het literaire karakter van de binnenmuur afstraalt op het terras. En daar kan je dan onbespied een boek lezen, dat is de gedachte. In deze optiek is de schutting eigenlijk wat aan de lage kant.

Help, mijn man is klusser. Ha! Pief paf poef.