maandag, november 30, 2009

Stad bij nacht

Vannacht gingen we wandelen, vlak bij huis. Jaap was er bij, en Michiel ook. We zaten op een bankje in een straat die ik wel kende. De straat was veranderd: door de gedeeltelijke afbraak van een huis ontstond er een pad met uitzicht op een grote groene vallei die ik nooit eerder had gezien. Ik liep het pad af, klom over het hekje en wandelde de helling af. Wat een prachtige plek zo dicht bij huis!

Aan de overkant was een buurtcentrum waar ik mij al snel liet overhalen om vrijwilliger te worden. De leider van het centrum bracht me naar de tram. Terwijl de tram wegreed en ik de stad niet meer herkende dacht ik aan de gasten die ik in de steek had gelaten. Ik moest terug. Bij de eerste halte stapte ik uit.

Ik reed met Yme door Los Angeles. Ik zag dat het dezelfde stad was als zonet. Daar kwamen we al langs de ingang van de groene vallei. We stapten uit. Er was een soort tourniquet dat toegang gaf tot de vallei. Vlak achter het hek stonden drie ijsberen. Even later stonden ze aan onze kant, wat me een minder goed idee leek. Een vrouw gaf één van de beren een harde schop. Het beest rende piepend weg.

We reden door de binnenstad, door de straat van de tram. De huizen aan weerszijden deden denken aan een mediterrane stad. Ik zei dat ik het mooi vond. "Wacht maar," zei Yme. Even later liepen we langs een miniatuur Eiffeltoren, een meter of zes hoog. Langs de haven stond een nutteloze kopie van Tower Bridge. Bejaarde toeristen bewonderden de kitscherige voorstelling.

Eenmaal thuis bleek ons huis een tent met uitzicht op de baai. Veel te dichtbij had een jong Duits stel hun tent neergezet. We gingen slapen.

zaterdag, november 28, 2009

Gesigneerd


Het stikt in ons huis van de boeken, maar een bibliofiel ben ik niet. Toch zit ik in de trein terug naar huis met rode oortjes te genieten van een zeer zeldzaam boekje, dat al een uur of drie in mijn bezit is en daar zal blijven tot mijn erfenis wordt verkwanseld. Gerrit Jan schoof het me toe vanmiddag, over de houten tafel op schragen in de Sebastiaanzaal im Lollum. Een boekje van Frans Mouws, getiteld: Bouvetøya 54°26'S 3°24'E. Het vertelt over de fascinatie van de auteur voor de meest barre plek op aarde, het Zuid-Atlantische eiland Bouvet. Het dunne boekje is voor meer dan de helft gevuld met een interview met de eerste Nederlander die op Bouvet landde. Dat deze avonturier in zijn Zuidhornse werkkamer een piepklein stukje van het eiland bewaard, vervult Mouws met groot ontzag: een stukje Bouvet, daar is moeilijker aan te komen dan aan een stukje maan.

Inderdaad, de avonturier is Gerrit Jan Zwier zelf. Hij is zo vriendelijk om een opdracht voor in het boek te zetten. Aangezien de oplage slechts 125 exemplaren telt die allemaal genummerd zijn en voorzien van een handtekening van de auteur, ben ik nu in het bezit van een boek dat zowel gesigneerd is door zijn hoofdpersoon als door de auteur. Bibliofiel, kan ik het niet toch nog een beetje worden?

vrijdag, november 27, 2009

Aan Rika


Ik zit in trein tussen Amersfoort en Zwolle rillerig te zijn. Als ik niet twintig exemplaren van de meest recente publicatie van de SSN in mijn bezit zou hebben, was ik in bed gekropen. Morgen wordt het boekje ten doop gehouden, in Lollum. Dat lukt alleen als het kind er bij is. Hopelijk  voel ik me dan minder zweverig en bewolkt.

Ondertussen zit Willemijn in de trein tussen Zwolle en Amersfoort. Ter hoogte van Vathorst bel ik haar op om het aan elkander voorbijrazen gezamenlijk mee te maken. De ontmoeting duurt vier seconden. We zijn een onherkenbaar vaag detail in een razende streep. We giechelen er een beetje om: dag Rika, dag Piet.

woensdag, november 25, 2009

Rubens


In de kathedraal van Antwerpen hangen diverse altaarstukken van Rubens. Ik heb een pokkehekel aan Rubens en wat krijg ik me een partij gelijk, daar in die kerk. Een groot altaarstuk toont de kruisopheffing, of hoe heet dat, dat ze het ding rechtop zetten? Het hele doek is gevuld met de meest weerzinwekkende bundels van vlees. Ja, je moet wel een stukje sterk zijn, want zo'n kruis weegt best een beetje zwaar, vooral met zo'n vent eraan vastgenageld. Van dit geverf kan je alleen maar oneerbiedig worden. Wat een afschuweljke vertoning. Niet vanwege de afschuwlijke vertoning, maar vanwege de afschuwlijke vertoning.

Maar dan. Aan de andere kant van het koor hangt het vervolg. Een kruisafname, twee jaar later geschilderd. In twee jaar verandert de slager in een ragfijn bioloog. We staan voor het doek, voor de planken. Minuten rijgen zich aaneen. Alles beweegt zich langs de diagonaal, die op de foto veel te veel rechtop is gezet.

De kleuren, de maatvoering, de mate van detail, het klopt allemaal en draagt bij aan een zeldzaam fraaie compositie. Wie is die Rubens, dat hij dit kon en het bijna nooit deed?

maandag, november 23, 2009

Zelfreferentie


Toen Jacob voor de eerste keer promoveerde bestond de bij het proefschrift gevoegde lijst met stellingen zoveel mogelijk uit zelfreferentiële uitspraken. Ik herinner me vooral de laatste: Het enige criterium voor de kwaliteit van de laatste stelling bij een proefschrift is of deze al dan niet de landelijke pers haalt.

Zelfreferentie is lekker. Wie in Den Haag een plattegrond van Den Haag uitspreidt zorgt ervoor dat er precies één punt op de kaart is dat naar zichzelf verwijst. Dat soort gedachten kietelen van binnen. Ja, meer, een beetje naar rechts, wat lekker zeg.

Vandaag vond ik een hele mooie, op de onvolprezen website Strange Maps. Een kaart van Nieuw Zeeland, het land van de lange witte wolk, in de vorm van een lange witte wolk.

Wat zegt u? Nee, de NRC liet het jammerlijk afweten.

zondag, november 22, 2009

Vagant


Het jaarlijkse jeneverfeest van Marijn, filosoof, koningsgezind, jeneverist, Feyenoorder, mens, vijfendertig maar liefst, dat feest dat heeft zijn ultieme bestemming gevonden. In De Vagant in Antwerpen verzamelen zich allen die dorsten naar kennis en wijsheid. In de kelder van de kroeg worden we bedolven onder de woorden van de uitbater. Hij kan er mee overweg, met woorden.

Als de glaasjes komen blijkt hoe knieperig ons volkje is. Waren we de afgelopen jaren gewend om in Nederland op proeverijen aan piepkleine vingerhoedjes te nippen, hier staat gewoon een borrel, een volwassen, uit de kluiten gewassen, trotse pikketanus. Verdwenen is ook de kinderachtige uitstalling van met roze smaakjes aangelengde wijvendrankjes. Ga weg met je pruimenbloesem. Drank willen we hebben.

Vijf keer achter elkaar, in snel tempo. Vijf keer jenever van een kwaliteit waar de vaderlandse jonge-klare-klokker niet eens van durft te dromen. Als aan het eind de koning die Balegemse heet zijn rechtmatige plaats op de troon heeft opgeeist, spoeden we ons naar de winkel om een fles aan te schaffen. Naar verluidt is de jarige er in geslaagd zelfs de internationale trein tussen Brussel en Amsterdam in een café te veranderen. Alles in het nette natuurlijk. Maar die kleine plastic glaasjes, dat was toch echt voorbedachte rade.

vrijdag, november 20, 2009

Denkertje



“Moeten we het denkertje ook maken meneer?”

De vraag is onschuldig. Met moeten bedoelen ze mogen, want de verse brugklassers zijn even gezagsgetrouw als enthousiast. In een tweede klas betekent moeten iets anders, iets licht recalcitrants. Een tweede klas wil niets meer moeten. Een brugklas wil graag moeten, of liever nog, mogen. Moeten we het denkertje ook maken? Ja, je mag het denkertje ook maken.

In het wiskundeboek staan sommetjes. Wanneer je de uitleg begrijpt is het sommetje een manier om kennis eigen te maken. Of is het een vaardigheid? In de wiskunde gaat het dan meestal om algoritmes. Hier is het recept, bak jij maar een cake. Een legodoos met handleiding. Het is wat wiskunde zo prettig maakt: Van A ga je naar B en dan kom je vanzelf wel bij C. Zekerheid. Wiskunde.

Zekerheid. Een lijnstuk tussen twee roosterpunten in een rooster is één van de diagonalen van een rechthoek. Er staat een tekening bij. Op hoeveel manieren kan je de rechthoek afmaken? Eentje maar. Toch? Weet je het zeker?

Waar de sommetjes het algoritme trainen, het denken binnen de lijntjes, daagt het denkertje je uit om om buiten de lijntjes te kleuren. Wat? Oneindig? Wat is dat?

Is het de zekerheid die wiskunde zo prettig maakt? Ja, zeker is prettig. Maar het beste denkertje is niet alleen prettig maar vooral ook heel mooi. En verbazingwekkend.

“Mogen we het denkertje ook maken meneer?”

donderdag, november 19, 2009

Eunuch


Hoe je het uitspreekt weet ik niet, maar gisteravond was uw scribent een heuse eunuch. Het komt uit het Grieks, net als euthanasie. Ui dus, dat zal het zijn.

Bij de aanvang zit de eunuch op een stoel te slapen. Terwijl de vertelster de zaal met uitzinnige pubers tot stilte tracht te manen doet hij vast een snurkje. Hij gaat op in zijn rol. Haremdames liggen om hem heen.

Gisteravond bleek het publiek maar niet te bedaren. Als jullie niet stil zijn dan doen we het niet. Het ging een beetje langs me heen. Ik zat op een stoel en deed of ik sliep. Ik sliep. Er was veel lawaai. Ik deed mijn ogen een beetje open, loerde voorzichtig schuin naar achteren. Geen dame meer te bekennen.

Wacht even ... mijn collega's zijn uit protest van het toneel verdwenen. Mij hebben ze laten zitten. De zaal is te luidruchtig. Er zit er nog eentje en die snurkt. Hoe gaat dit verder? Nee, een droom is het niet. Ik snurk en ben klaarwakker.

Met een beetje pech zit ik daar nog steeds.

dinsdag, november 17, 2009

Referentiekader


Het Ministerie van Onderwijs kom je niet zomaar binnen. Er staat al een meneer bij de balie. Beambten in uniform buigen zich over zijn rijbewijs, hij staat niet op de lijst. Ik vraag of hij ook voor de referentiekaders komt. Ja.

Mijn rijbewijs ligt gebroedelijk naast het zijne. We staan geen van beide op de lijst. Een paspoort van een mevrouw geeft misschien uitkomst. We komen tenslotte allemaal voor het zelfde. Voor een referentiekader. De beambten krijgen het warm. Er wordt gebeld.

Een derde collega, type leraar Duits, met ringbaardje, komt binnen en begint meteen te schreeuwen. Of ze denken dat hij van plan is om twee minuten te wachten tot hij naar zijn afspraak mag. Waar hij zijn beklag kan doen. Dat ze maar moeten zeggen dat hij weer vertrokken is. Waar hij zijn reisgeld kan claimen.

We gaan omhoog, de rijbewijzen en het paspoort. Hoofdschuddend. Op de zestiende verdieping komt na een minuut of wat zowaar ook het ringbaardje binnen. Hij begint meteen uit te pakken tegen de jonge rijzige meneer in een pak die hem welkom heet. De meneer, die Hugo heet, laat hem uitspreken en blaft dan zo duidelijk terug dat het vertrek verstomt. Binnen een minuut heeft hij het gladgestreken: het ringbaardje is de komende twee uur een oase van welgemeende weldenkendheid en weldadige rust.

Ambtenaren - leraren: 1 - 0

Het was een leuke wedstrijd. We hadden geen schijn van kans.

zaterdag, november 14, 2009

Kopland revisited


Toen de G-gedichten van Rutger Kopland in het Frans werden vertaald met gebruik van de hoofdletter D, mopperde de dichter dat de vertaler niet-religieuze interpretaties van zijn werk onmogelijk maakte. In de tien G-gedichten uit de bundel Al die mooie beloften wordt een onbekende aangesproken, een zekere G, die leest wat de dichter niet schrijft. G is afwezig en aanwezig. Onzichtbaar en onhoorbaar, maar wel een allesweter die niet vergeet. G heeft een tuin met een boom vol gedachten. Ooit zou de wereld vergaan, maar toen verscheen er een duif met een takje. Maar G vertalen met D, dat komt de dichter te dichtbij.

Wie houdt Kopland nu eigenlijk voor de gek? Natuurlijk snapt hij ook wel dat je juist interpretaties uitsluit door G niet met D te vertalen. Wat Kopland waarschijnlijk dwarszit is dat zijn poëzie te makkelijk kon worden misverstaan als een vorm van verlangen naar vroeger. Kopland lijkt in zijn vroege werk een melancholicus die uitnodigt tot “ontspannen leesgenot in de luie stoel van de herkenning” (Bernlef). In de G-gedichten is dat gemakkelijk terug te vinden:


Wie zal de vriend zijn van mijn vriendin,
de baas voor mijn hond, het kind in mijn jeugd,

de oude man bij mijn dood, wie zal dat zijn als

ik het niet ben? Jij? Ach kom, jij bent niets

dan twee ogen, die zien wat ze zien, jij

bent niets dan het uitzicht: een zon schijnt,

een appelboom bloeit, een stoel staat in

het gras; vreugde, verdriet, weet jij veel,




uitzicht. Maar wie zal mijn liefste grijs en

ziek laten worden, er voor zorgen dat de hond

jankt, het kind huilt, en de dood komt? Wie
zal de appelboom laten verkommeren, de stoel

voorgoed laten staan in de regen? Iemand toch

zal toe moeten zien dat alles voorbij gaat.



Ik vind deze regels van een grote schoonheid. Er is een God gestorven en wat blijft is een verlangen. Of lees ik nu te melancholisch? Wellicht, want hier is ook een andere Kopland aan het woord, eentje die in latere bundels zal uitgroeien tot een meester van de verstilde contemplatie. De sleutel tot die latere dichter zit vooral in de regels over het uitzicht. Jij bent niets dan het uitzicht. Een zon schijnt. Het gebruik van het onbepaald lidwoord spreekt boekdelen. Er is wat er is en meer valt er niet over te zeggen. De dingen zijn de dingen, onbepaald en bijna leeg. Kopland zegt hierover: “Het gaat om antimystiek.” Het gaat niet meer om religie, accoord. Maar of het ook niet om mystiek gaat? Ik vraag het me af.

De laatste bundel van Kopland, Toen ik dit zag, verscheen in 2008. De dichter had een ongeluk gehad dat hem langdurig en ernstig in het ongerede bracht. Bij thuiskomst ontdekt hij nog feller dan voorheen de dingheid van de dingen:

je leest bij Pessoa: het is vreemder dan alles
wat vreemd is dat de dingen werkelijk zijn

wat ze lijken te zijn en dat er niets
valt te begrijpen


Dat er niets valt te begrijpen verklaart met terugwerkende kracht waarom de dichter zich destijds verzette tegen de religieuze interpretatie waarom hij zo sterk had gevraagd. In de G-gedichten ligt de kiem voor de betekenisloze dingheid der dingen. Een appelboom bloeit. Jaren later blijkt dat allemaal

voor niemand bedoeld

En de dichter denkt terug aan de psalmen van vroeger, aan de wazige spiegel van de apostel Paulus, en aan

de psalm uit je jeugd met de weiden
de waatren het vee


maar religie, dat is het niet meer. De dingen verwijzen niet meer:

....... en dat er niets
valt te begrijpen


En dan keert ook het uitzicht terug. Het uitzicht bij Kopland is uiteindelijk, na alle melancholie, de uiterste consequentie van de betekenisloosheid van de dingen:

je leest: dit uitzicht is het geval
en het geheim van de wereld is het zichtbare

niet het onzichtbare


Dat laatste is van Oscar Wilde: “the mystery of the world is the visible, not the invisible.” In combinatie met de gedachte dat het uitzicht “het geval is”, moeten we wel aan Wittgenstein, aan de Tractatus denken, de eerste en de laatste pagina:

Die Welt ist alles was der Fall ist.
Es gibt allerdings Unaussprechliches. Dies zeigt sich, es ist das Mystische

Is Rutger Kopland een mysticus tegen wil en dank geworden?

vrijdag, november 13, 2009

Decent


A decent man, hoe vertaal je dat? Acht jaar lang mocht de ellende die oorlog heet niet worden getoond. Geen beelden van terugkerende adolescenten in metalen transportkisten. Geen president bij een graf. Gisteren bracht de nieuwe president een onaangekondigd bezoek aan de verse graven van Arlington.

Gisteren kwam ook het bericht dat Obama alle adviezen over de strategie in Afghanistan naar de prullenbak heeft verwezen. Het moet beter. Links Amerika is opgetogen: de president grijpt de teugels.

Achteraf is het altijd eenvoudig. Natuurlijk is Afghanistan een moeras waarin je alleen maar kunt verzuipen. Maar heeft de president de politieke mogelijkheid om er daadwerkelijk uit te stappen? Ja, die heeft hij. Hij hoeft hem alleen maar te pakken.

Teugels. Net als Lincoln. Het lijkt onmogelijk.

donderdag, november 12, 2009

Half drie


Bijna twee jaar geleden kocht ik bij de Aldi in Veendam een telescoop. Deze week heb ik hem verkocht. Het ding heeft me per sessie zo'n dertig euro gekost. En ik zag niks, want het is licht in de stad, het is heel licht.

In 1973 kreeg ik mijn eerste telescoop, die hier nog steeds in zijn door mijn vader vervaardigde triplexen doos in de schuur staat. Ik was dertien en keek naar de maan en de grote planeten. Ik hield een logboek bij waarin ik mijn astronomische bevindingen nauwkeurig optekende. Vanavond vond ik het terug.

Ik was dertien. Er zijn aantekeningen bij van waarnemingen om kwart voor drie in de nacht. Pardon? Alles sliep en ik stond in de achtertuin omhoog te loeren.

Wisten mijn ouders dat?

Ontaarde types!

Gedicht van de week XXXII


stel je voor dat er diep binnenin je
een buitenland ligt, dennen,
sneeuw en barakken, land
zonder bomen, je haalt het niet op

stel je voor dat de tijd niet bestaat
en jij nog wel, stel dat je nooit abrikozen
gegeten hebt, trouwens, het woord
abrikoos was verdwenen en moskou,
je broer, promenade, ze waren geweken,
terug naar het schuim van de zee.

er zijn onvoorstelbare dingen gebeurd
en je kunt het niet zeggen het was
als een nacht zonder dag en dan nog een
en nog een en het gebeurt dat je kruiende
wateren hoort of een dichtklappend hek
in de wind, dat is het buitenland, fluister je,
dat is het lied van een reddeloos land


Miriam van Hee

woensdag, november 11, 2009

Tekst

Het toneel komt altijd onverwachts. Vannacht was het weer zover. Ik stond op een podium, het ging bijna beginnen. Aan het gesprek te horen waren er veel repetities en minstens één uitvoering geweest. Zoals altijd had ik geen flauw benul van de tekst die ik over een minuut of wat zou moeten uitspreken. Ik probeerde door mee te doen aan het gesprek informatie te krijgen over de strekking van het stuk. Even had ik de hoop dat ik me er wel uit zou kunnen kletsen. Maar helaas. Bert zat achterop het toneel. Hij had geen rol maar deed wel mee met de voorbeschouwing. Hij onderbrak mijn gezwets en zei dat ik meer structuur in het stuk moest aanbrengen. Zo kon het niet verder. In het donker kostte het me de bekende seconden voordat ik me verheugd realiseerde dat het stuk ten einde was.

dinsdag, november 10, 2009

Eenheid


Op de onvolprezen website Strange Maps staat een voorbeeld van een filmkaart. De kaart brengt personages in beeld met behulp van dunne lijntjes. Wanneer de lijntjes samenkomen zitten de bijbehorende personages samen in een scene. Soms is een lijntje een tijd lang heel eenzaam, wat meestal betekent dat je meneer of mevrouw niet ziet. Uit de kaart van Jurassic Park kan je bijvoorbeeld aflezen dat de T-Rex een heel droevig beest is.

Het leukste is de kaart van de film 12 Angry Man. De personages bevinden zich een film lang allemaal in één ruimte. De kaart is zinloos geworden en daardoor vreemd mooi en abstract.

zondag, november 08, 2009

Driehoek


In de tram naar Rotterdam komen we langs de Loosduinsekade. Ik vertel Niels dat we ...., even wachten, ..., wijs wijs, hier gewoond hebben. Nee, zegt Willemijn, daar. Nietwaar. Welwaar. Oh ja, welwaar. Nou, zeg ik, maar wel ergens in de driehoek Londen Berlijn Parijs. Het is een zouteloze opmerking van niks, maar het leidt tot een leuk gezelschapsspel.

Je moet drie Europese hoofdsteden kiezen. Ze vormen de punten van een driehoek. Die driehoek mag je nooit van je leven meer uit en Reykjavik doet niet mee. Welke hoofdsteden kies je?

Europa is van onderen breder dan van boven. Het ligt dus voor de hand een zijde van de driehoek van west naar oost in het zuiden te plaatsen. Lissabon en Athene zijn logische kandidaten voor deze basis. Oslo dan maar als tophoek?

Nee, dat kan niet, dan valt bijna het hele Verenigd Koninkrijk af. Dat is onverdragelijk. Liever laat ik Spanje, Italië en Frankrijk sneuvelen dan dat ik nooit meer naar Engeland mag. Oslo wordt Edinburgh. Maar nu loopt er een grens dwars door Nederland. Drente en Groningen zijn onbereikbaar geworden. Dat is volstrekt uitgesloten.

Wanneer ik Athene inwissel voor Boekarest win ik Groningen maar valt Rome af.

Dag Rome. Tot nooit meer ziens. Hoewel? Wat heb je liever, Rome of Parijs? Of beter: zowel Rome en Berlijn of Parijs en Lissabon? Bij de eerste optie krijg je Toscane en Umbrië cadeau, bij de tweede heel Frankrijk en Noord Spanje:




Bij de laatste vallen ook nog Devon en Cornwall af. Je krijgt er een stuk Zweden en Finland voor terug.

Ik weet het niet. Roept u maar.

zaterdag, november 07, 2009

Sally Mann


De tentoonstelling begint met familieportretten van naakte kinderen. Het is moeder die fotografeert, het zijn dochters die als heel erg minderjarige vampjes even uitdagend als zelfbewust naar ons kijken. Het is niet op het randje, maar het zit er wel tegenaan. Het is fascinerend. Dan is er een foto van de zoon die voor het laatst naakt poseert. Hij deinst achteruit, heuphoog staand in een traag stromende rivier. Later gaan de kinderen steeds vaker schuil in een landschap en uiteindelijk neemt het landschap het over. Het landschap is zwanger van verwachting en gevaar. Het zijn foto's waarop je verschijningen verwacht, gewekt uit een verleden waarvan je wenst dat het verborgen bleef.

En verder: verval en dood, of andersom, dood en verval. Een heel dik mensenlichaam, naakt en wit, ligt op de grond in het bos. Het is al dood genoeg om stof te zijn, stof en abstracte vorm, nauwelijks nog een lijk. Op andere foto's grijnzen dode kaken met een toefje haar nog op de blootliggende schedel. Foto's van een body farm. Ik bekijk ze van een meter afstand, liever meer.

In de laatste zaal komt alles samen. Sally Mann portretteert opnieuw haar eigen kinderen, nu als naakt gezicht, abstract, ouder. Foto's van de essentie van het bestaan. We zijn van stof.

donderdag, november 05, 2009

Gedicht van de week XXXI


Zwanen

Zwanen zien er altijd zo nieuw uit
zo zondags, zo pas in bad geweest;
Maar spelen of spetteren in het water,
dat doen ze niet. Zwanen zijn niet vrolijk.

Zij willen ook altijd weg. Daarom wiegen zij
met hun lange hals als met een witte zakdoek
en zo droevig dat ze kijken.
Zwanen kunnen geen tranen laten.

Maar zwemmen, dat kunnen zij, statig drijven
altijd recht vooruit als witte bootjes
met onzichtbare roeispanen.

En opeens verandert alles van kleur
als zij hun vleugels openslaan
en zich languit rekken in de spiegel
van de vijver. Dan kraait het water
van plezier en klapt in zijn handen.

Armand van Assche

dinsdag, november 03, 2009

Mollebonen


De juffer achter de teunbaank, kwam van achter. Wat ken k veur joe doun?
Ik wol geern vaier puutjes met mollebonen. Dat ken zee zai, allent der is n klain probleempje. Oh, zee ik. Bennen ze oetverkocht? Nou nee, zee zai, De gewone mollebonen wel, mor ik heb nog wel haile fijne mollebonen met n pittege smoak, dei bennen noamelkieks gekruud. Haile lekker, t is net nei. Ik wil gewone mollebonen en gain gekrude bonen. zee ik grammieteg. Joa dij heb ik op t ogenblik nait zee de juffer.


(Johan E. G. Ruiter)

Gisteren vroeg collega Albert of ik het woord mallebonen ken. Albert komt uit Wildervank, dan weet je het wel. Ik moest passen, nee, nooit van gehoord. Ik belde mijn moeder. Geen mallebonen, mollebonen, zei mijn moeder, maar wij noemden ze Waalse bonen. Ze zijn lekker met mosterd.

Ik zoek het plaatje op google. Lekker met mosterd. Ik geloof er helemaal niets van. Sorry moe.