maandag, mei 31, 2010

Eenhoorn = dorp

Ik wist niet meer dat ik het geschreven had. Het is een zeldzaam zielige vorm van egotripperij, maar ik zat gisteravond wel degelijk bestanden te lezen uit de map 'eigen werk'. Wat ben ik toch knap en zo. Dat gedicht over die kijkdoos, ik was het compleet vergeten.

Vandaag gaf Suzanne er commentaar op. Meestal is dat andersom en geef ik commentaar op haar gedichten. Ik kan niet in haar schaduw staan, zo is het nu eenmaal.

Suzanne vond de eenhoorn niet goed. Gisteravond stond er nog: "het telefoonboek van Veendam", maar dat leek me wat groot voor een kijkdoos. Dus werd het de sprookjesachtige eenhoorn in de verte. Suzanne vond het te romantisch.

Ik doe nog een poging. Vervang de eenhoorn in de verte door "een rietgedekt dorp in de verte". Laat bovendien uit de eerste strofe de zin over stilstaan weg. Zo is het beter.

Wel jammer. Het was een mooie eenhoorn, de ivoren wachter op zijn hoofd licht verkleurd in de zon, de manen kort, een even trotse als melancholische blik in de grote vochtige ogen.

zondag, mei 30, 2010

Maar weer eens


Kijkdoos

Er opent zich een vergezicht,
waarin alles feilloos is bedoeld
en tot stilstand gebracht.

Vastgelijmd: twee paddestoelen,
diverse kabouters met hun puntmutsen,
een eenhoorn in de verte en
zilveren munten uit een land over de zee.

De frik. Ze buigt zich diep voorover,
kijkt, oordeelt, zegt: dat is niet goed,
dat zijn geen echte kabouters.

dinsdag, mei 25, 2010

Boos, erg.

Het is toch werkelijk om van uit je vel te springen. Maakt de partij waar ik nog steeds lid van ben op de dag van het eerste debat een volstrekt onnodige blunder (toch maar een vaste eigen bijdrage in de zorg, sorry CPB), vandaag doen ze het gewoon nog een keer maar dan tien keer zo erg. Je rijk laten rekenen met strenge maatregelen en dan roepen dat de soep niet zo heet gegeten wordt.

Een politieke doodzonde. Daar gaan die andere pipo's fijn een week of twee mee aan de haal. En geef ze eens ongelijk.

Wie staan daar die arme Job Cohen een beetje in de nek te hijgen? Hetzelfde campagneteam dat de vorige verkiezingen zo behendig wist te verprutsen. Ga weg! Pleurt op!

Maar Job heeft ook boter op zijn hoofd. Hij moet de leiding nemen en zijn eigen mensen op het schild hijsen. Dat de man geen debat-intuitie heeft, het interesseert me geen zier. Maar je ziet toch dat dit helemaal de verkeerde kant op gaat. Grijp dan de teugels.

Bah bah bah bah, en dat dan een keer of tig. Wat een ongelofelijk amateurisme.

vrijdag, mei 21, 2010

Back to normal

Ik zit in de tuin, achterin op het nieuwe kleine terrasje. De zon straalt op het gras. Ik heb een gazon. Het is droog en toch kan ik het ruiken.

In mijn lijf worden bacterieën, of viri, weet ik veel, door nietsontziende knaapjes in kekke regenjasjes vilein van achteren gevild. Ik heb vandaag geen koorts. Voor het eerst in een week.

Later zit ik op de bank naar de radio te kijken. Het eerste debat tussen de lijsttrekkers trekt op politiek24 voorbij. Na ongeveer twaalf minuten maakt de mijne de eerste strategische blunder.

He, lekker vertrouwd allemaal.

Wagoneer


In de Appelstraat staat een Jeep Wagoneer. Terwijl ik leeggedronken flessen en uitgelezen kranten wegwerk in de daartoe bestemde spelonken kijk ik telkens even naar de Jeep. De Jeep is mooi, erg mooi. Het is, zoals gezegd, een Wagoneer, maar dat weet ik nog niet. Het is een auto uit de jaren vijftig, vlak voor mijn geboorte. Een auto uit een film van Douglas Sirk.

Ik loop er met de fiets aan de hand langzaam omheen. Aha, het is een Wagoneer. De kleinere cirkels naast de koplampen lijken op luidsprekers. Toetert de Wagoneer in stereo? Het interieur lijkt enigszins spartaans, zoals een stoere terreinauto betaamt. Hedendaagse Jeeps zijn comfortabel. Deze niet. Hij heeft een bank voorin en dus ook stuurversnelling. Met drie man op de voorbank.

Waarom onderhoudt iemand met besognes in de Appelstraat deze mooie auto? Het is duur, dat kan niet anders. Het is in vergelijking met een modale Polo ook wat weinig comfortabel. Ja, allemaal waar.

Maar wat mooi wat mooi.

Beauty rules. Nog is het leven niet verloren.

woensdag, mei 19, 2010

Spuugzat

Ik ben het spuugzat. Gisteren zei de vriendelijke huisarts, na me beklopt en beluisterd te hebben, dat ik verkouden was. Ik protesteerde: vijf dagen tegen de veertig graden koorts en dat heet dan verkouden? De dokter lachte en verzekerde me dat de hoogte van de koorts er niet zoveel toe doet en dat het best een week kan duren. Maar als ik daar gelukkiger van werd wilde hij het best een infectie van de hogere luchtwegen noemen.

Dat was gisteren. Vandaag gaat het spel onverminderd verder: koppijn en koorts. Ik ben het werkelijk spuugzat en dien bij deze een officiële klacht in.

Er zijn ook mensen die echt een probleem hebben.

zondag, mei 16, 2010

Negenendertig vier

Vrijdag lopen we door de wonderschone Gelderse Vallei. Eerst over de in onbruik geraakte spoordijk, later langs de Grebbelinie, vlak langs het kanaal. Jong groen en knotwilgen, zelfs als de zon even schuil gaat lijkt het allemaal licht te geven. Waar we het kanaal langs de linie verlaten om in westelijke richting verder te gaan, houden we lunchpauze. Mede Zwerfgroepers spreken hun waardering uit over het feit dat we onderweg zelf koffie zetten. Tegenwoordig heerst de thermoskan.

Ik ben een beetje rillerig. Naarmate de tocht, die vandaag lang is, vordert, neemt het rillen alleen maar toe. Koude en warmte wisselen elkaar in snel tempo af. Als we op het kamp bij Den Treek aankomen, laat ik de rugzak vallen, strek me uit, leg mijn hoofd op de onderkant van de rugzak en beweeg me een uur lang niet meer. De zon verwarmt van achter de wolken het terrein, dat een beetje komvormig lijkt.

Als de zon zakt, lukt het me niet meer om warm te worden. Direct na het eten kruip ik met zoveel mogelijk kleren aan in de slaapzak. Koortsdromen maken me de komende uren meermalen even wakker. Ik probeer dan krampachtig om de dromen, die eigenlijk steeds op hetzelfde neerkomen, te lezen. Het zijn abstracties die lijken te vragen om een rationele uitleg. Totdat het koortsige brein opnieuw onder zeil gaat.

De volgende dag neem ik afscheid. Ik wil naar mijn eigen bed en zo min mogelijk lopen. De bijna drie kilometer naar de bushalte matten me af. Thuis blijkt waarom.

donderdag, mei 13, 2010

Grammenjagen



We vergelijken de mueslirepen. Sjoukje meldt trots dat ze maar 25 gram wegen. Ik kraai er overheen: 23 gram! Ik heb het grammenjagen gewonnen.

Kamperen met een rugzak draait om gewicht. Sirtjo vertelt dat hij voor een tocht in Noorwegen ooit een leesbril wilde hebben. Bij het Kruidvat hadden ze maar liefst drie modellen. Sirtjo vroeg of ze ook een weegschaal hadden. Nee, niet om te kopen, om te wegen.

Bij de snoepafdeling bleken de brillen allemaal verschillend. Deze neem ik mee, zei mijn broer. wijzend op de lichtste. 

Hoelang de meisjes van de winkel in verbijstering achterbleven vertelt de historie niet. Het plaatje moet u er zelf even bij bedenken. Mooi hè?

woensdag, mei 12, 2010

Zwerfgroep



Voor het eerst in bijna dertig jaar heb ik een rugzak..... eh  ... om denk ik. Het komt er op neer dat er opeens aan allerlei kanten wat uitsteekt. Morgen ga ik met Sirtjo beginnen aan een zwerfgroep-tocht, over de Utrechtse heuvelrug. Vier dagen op pad met je hele hebben en houwen op je rug. 

Vroeger deed ik dat vaker. De essentie van kamperen met de Zwerfgroep van de NTKC, is dat je alleen het broodnodige bij je hebt. Een vorm van overleven voor mensen met een goed gevulde pinpas onder handbereik. Ik vermoed dat het nauwelijks gaat verschillen met vroeger, al waren die Zwerfgroepers wel altijd een beetje spullenfetisjist.

Ik heb behalve wat extra eigen gewicht nu ook een iPhone bij me. Ik zit er nu in de trein dit bericht op te rammelen. Maar ik vrees dat we wel in een bos zullen zitten, zonder stroom en zonder bereik. Dus wellicht pas tot zondag, wanneer uw scribent als de soldaat die het nieuws van de vrede even was ontgaan. uit de donkere wouden van Centraal Nederland tevoorschijn wankelt. Over en uit.

dinsdag, mei 11, 2010

Les Murray


Jaren geleden, toen Herman en Marise nog in Wapserveen woonden, trok ik daar op een middag een dik boek uit de kast. Die kasten overigens, door Herman in Mondriaan-kleuren geverfd, hadden nog op mijn tweede studentenkamer gestaan en waren daarna dikwijls meeverhuisd, maar dat terzijde. Ze wankelden nu in Wapserveen. Maar ook daar gaat het niet om. Wat was dat voor boek? Vertel nou!

Oh ja, neem me niet kwalijk. Het boek was dik. Het stond vol gedichten. Ik sloeg er willekeurig eentje op en begon te lezen. Het gedicht raakte me vlak onder mijn linkeroog, een beetje zo schuin tegen de neusbrug aan. Beng, kledder.

Vorig jaar heb ik het eindelijk durven kopen. New Collected Poems van de Australische dichter Les Murray. Hoe pak je het lezen van zo'n enorme verzameling aan? Bij een enkele bundel lees je gewoon van kaft tot kaft, maar bij een meer dan vijfhonderd pagina's dikke verzamelaar is dat een beetje mal. Niettemin dacht ik afgelopen weekeinde: komaan, doe Murray eens integraal, chronologisch, eerst pagina één en dan zo verder en zovoorts.

Ik ben vier gedichten ver. Ik moet eerst weer een beetje ademhalen

In het eerste gedicht schildert de dichter hoe een tijdens een luchtaanval in brand gestoken vrachtwagen stuurloos door het stadje rolt:
By every right in town, by every average
we knew of in the world, it had to stop

Maar dat doet het ding niet. Rijd dan maar door:
And all of us who knew our place and prayers
clutched our verandah-rails and window-sills,
begging that truck between our teeth to halt,
keep going, vanish, strike ... but set us free.
And then we saw the wild boys of the street
go running after it.

And as they followed, cheering, on it crept,
windshield melting now, canopy-frame a cage
torn by gorillas of flame, and it kept on
over the tramlines, past the church, on past
the last lit windows, and then out of the world
with its disciples.

Beng, kledder indeed. Dit was nummer één. Wordt vervolgd.

zondag, mei 09, 2010

Expres


In volle vaart door Frankrijk zoevend, bericht Lia per sms: "Hora rijdt, ik pel hardgekookte eitjes, deel broodjes uit en houd destructiebedrijf Dt (dat is dochter Luisa) tevreden." Lia is deelgenoot in een supergeheim project, waarover ik het diepste stilzwijgen moet bewaren, tot een nu al bepaalde maar pas later te onthullen datum.

Lia schrijft verder over koolzaad, brem, havikskruid, mosterdzaad, boterbloemen en stenen. Allemaal heel relevant. Het doet me denken aan het landschap van mijn jeugd, waarin mijn vader me meenam op de fiets.

We fietsten bijna nauwkeurig het traject van het beroemde lied, avant la lettre, kwamen dus door Erica, konden de dopheide niet vinden, zochten toevlucht tot het kooren. Dubbel o.

In een uur tijd leerde mijn vader me het verschil tussen tarwe, rogge, haver en gerst. We kwamen ze alle vier tegen, in Zuid Oost Drenthe. Als je er nu rondfietst zie je waarschijnlijk vooral mais.

Ik heb het altijd onthouden. Soms bloeit er in Den Haag in een tussenberm wat verdwaalde rogge. "Hé, rogge", roep ik dan. Mijn stadsgenoten kijken me verbijsterd aan. Hoe weet je dat?

Dat weet ik. Ik ben een boerenzoonzoon.

donderdag, mei 06, 2010

Whateverplein

Ik sta op het Doelenplein. De vloer van het hart van Rotterdam is belegd met houten planken. De ruimte tussen de planken is ruwweg een centimeter breed. Vlak na elkaar betreden twee fraaie dames op stilettohakken het plein. Beiden halen ongeschonden de overkant.

Volgens Michiel, die zojuist nonchalant kwam aanslenteren, heet het hier Schouwburgplein. Ik wijs op De Doelen. Hij wijst op de Schouwburg. We vinden elkaar in het midden, bij de frietentent.

Groeten van het Familie Schipper verse patat simply the best- plein!

woensdag, mei 05, 2010

Zes april


Ruim vijfenzestig jaar geleden, in de vroege ochtend van de zesde april 1945, zat mijn moeder op het hekje voor het huis in Vriezenveensewijk te kijken naar het A-Squadron van het Twaalfde Regiment van de "Manitoba Dragoons". De Canadezen kwamen uit Vriezenveen, en zouden doortrekken naar Vroomshoop, waar ze net op tijd aankwamen om de liquidatie van vijftig burgers te voorkomen.

De avond ervoor was het mijn vader die op het hekje zat. Hij wou er persé bij zijn, wanneer de bevrijders door de straat rolden. Het wachten duurde lang, het werd donker en mijn vader besloot een tukje te gaan doen.

Mijn vaders slapen was vermaard. Naar eigen zeggen heeft mijn moeder serieus geprobeerd hem te wekken toen het geraas er dan eindelijk was, maar zonder resultaat. Ach, mijn moeder op een hekje, dat was voor die jongens toch ook veel leuker.

De volgende dag kreeg mijn vader gelegenheid genoeg om de schade in te halen, vertelde mijn moeder me net over de telefoon, want toen hij naar school fietste kwamen hem tientallen legervoertuigen tegemoet. De dingen waren zo breed dat hij elke keer met zijn fiets de berm in moest als er weer één passeerde.

Het duurt even voor het tot me doordringt: mijn vader ging op de dag van de bevrijding gewoon naar zijn werk.

dinsdag, mei 04, 2010

Vier mei

Vanmiddag hangen her en der al vlaggen. Onbenullig. Zelf ben ik maar een heel klein beetje te vroeg. Om tien voor zes steek ik de vlag uit. Eerst heel stok, dan zakken naar half. Zoals het hoort.

Vanavond moet alles zoals het hoort. Om acht uur is het stil en zitten we voor de buis naar de Dam te kijken. Republikeinse verlangens staan even in de koelkast. We zwijgen.

Dan gebeurt er iets. Iets ergs. Het lijkt of er schoten vallen. We kijken elkaar verbijsterd aan. Wat is dit? Terwijl de NOS naar het meest relevante camerastandpunt zoekt hoor ik mezelf zeggen: "Waar is de majesteit?"

Direct daarna word ik ontzettend boos. Als er iets is waar je met je vuile verwarde poten van af moet blijven is het toch godverdomme wel de dodenherdenking.

Later op de avond blijkt het te gaan om een man die er uitziet als een orthodoxe jood. Een schreeuwer. Een man met pijpenkrullen en een zwarte hoed.

Jood.
Dodenherdenking.

"Een man die er vreemd uit ziet. Wat doen we daaraan", vraagt Clairy Polak.

Ik kan het cynisme niet laten en mompel: "daar hadden die Nazi's wel een oplossing voor."

zondag, mei 02, 2010

Mooie middag


Of ik even mijn handtekening wilde zetten, van tevoren. Twente kampioen, Feyenoord vierde, en Makaay maakt in zijn afscheidswedstrijd een doelpunt. Wat? Of ik wil tekenen? Heeft u een pen?

Het is allemaal nog veel mooier vanmiddag. Het begint met het uitrollen van elf grote spandoeken ter herinnering aan het veertig jaar geleden bijeengeschopte kampioenschap van Europa. Daar hangen de namen van de helden van weleer: Theo Laseroms, Rinus Israel, Ove Kindvall. Daar hangen stadsgezichten van Berlijn en Warschau en Milaan. Glasgow! Negen en halve seconde zijn ze te zien. Iemand (of iemanden) heeft er weken werk aan gehad. Het is hartverwarmend.

Dan volgt de minuut stilte bij aanvang van de wedstrijd. Er is een oud-Feyenoorder dood die niemand zich herinnert. Bijna veertigduizend mensen zitten in de Kuip. Het is stil. Ik tel de seconden. Verdraaid, het lijkt wel of ze er echt een minuut van gaan maken. Het is stil, het blijft stil. Veertigduizend mensen zijn een minuut lang helemaal stil.

Makaay maakt geen doelpunt, hij maakt er drie. De laatste vat zijn carriere als sluipschutter perfect samen: een bijna onzichtbaar subtiel voetje tegen de bal. Op de juiste tijd op de juiste plaats. Na afloop volgt een ereronde met vrouw en kroost langs de rand van het veld. Vanuit het vak met de gestaalde kaders vliegt een knuffel het veld op. De kleinste Makaay, die ook bij Feyenoord voetbalt en al minstens zes is, een klein bebrild mannetje, rent er heen en pakt het op.

Maakay is bij zijn afscheid voorgoed een Feyenoorder geworden. Voetbal is emotie. Het is wonderschoon allemaal.

zaterdag, mei 01, 2010

The Hurt Locker


De minachting die The Academy of Motion Pictures verdient voor het passeren van Das Weisse Band strekt zich oneindig ver uit, zowel in het verleden als in de toekomst. Maar dat ze het belangrijkste beeldje aan The Hurt Locker gaven maakt wel wat goed. The Hurt Locker is een volstrekt atypische Hollywoodfilm. En een atypische oorlogsfilm.

Een bijna documentaire camera volgt soldaten van een explosieven opruimingsteam in Iraq. Er is eigenlijk geen verhaal. Er zijn wel subplotjes, spannend, interessant en vol suspense, in de Hitchcockiaanse zin van het woord. Ondertussen is het oorlog.

Het docu-achtige is duivels goed gedaan. Nergens wordt de film opzichtig dramatisch, nergens wordt er een evidente boodschap aan de man gebracht. De film neemt de tijd om te laten zien wat er in oorlog gebeurt. Schijnbaar objectief. Er zijn maar weinig films die de schijn zo goed weten op te houden.

Een oorlogsfilm gemaakt door een vrouw. Zou dat het zijn?